•
In eindschakels en verbindingen is mogelijk nog restspanning aanwezig nadat het toestel wordt uitgeschakeld.
Wacht 5 (vijf) minuten na het uitschakelen van de stroom aan alle polen vooraleer de ventilator te openen.
•
In geval van storing, zit er elektrische stroom aan de remschijf en de propeller.
Raak de remschrijf en propeller niet aan eens ze geïnstalleerd zijn.
•
Zet de ventilator onmiddellijk uit indien er een beschermingsonderdeel ineffectief is of ontbreekt.
De ventilatoren worden geregeld via een digitaal bussysteem (MODBUS RTU). Voor communicatie met de bus
moet elke ventilator een uniek adres toegewezen worden, startende met "2, 3, 4,...", waarbij 1 vrij blijft voor een
vervangingsventilator. De volgorde van bovenstaand systeem wordt getoont is het diagram onderaan.
In geval van ventilatorvervanging is het nodig om de toegewezen ventilatornummer getoond op de diagrammen te
specifiëren, zodat de vervangingsventilator correct kan geprogrammeerd worden.
Diagram toont de volgende van ventilatormotorlocaties
N°
Aansl.
Aanwijzing
KL 1
1
KL 1
2
KL 1
3
PE
KL 2
1
KL 2
2
KL 2
3
Kl 2
4
22
W W W . B A L T I M O R E A I R C O I L . E U
A. Controlepanel
B. 2-ventilatortoestel
C. 3-ventilatortoestel
D. 4-ventilatortoestel
E. 5-ventilatortoestel
F. 6-ventilatortoestel
G. 7-ventilatortoestel
L1
Netvoeding aansluiting, voedingsspanning 3~380÷480 VAC; 50/60
Hz
L2
Netvoeding aansluiting, voedingsspanning 3~380÷480 VAC; 50/60
Hz
L3
Netvoeding aansluiting, voedingsspanning 3~380÷480 VAC; 50/60
Hz
PE
aarding, PE aansluiting
RSA
Busverbinding RS-485, RSA, MODBUS RTU; SELV
RSB
Busverbinding RS-485, RSA, MODBUS RTU; SELV
GND
Signaalgrond voor interfacecontrole, SELV
C
Status relais, zwevend status contact, wisselend contact;
gemeenschappelijke connectie; contactvermogen 250 VAC / 2 A
(AC1)
Schema voor interne motorschakelstrook
Functie / Taak