GEBRUIKERSHANDLEIDING MANGO TIGER 4
3.
CONTROLE VOOR HET RIJDEN EN AFSTELLINGEN
3.1
Controle
Voordat u de scootmobiel in gebruik neemt, is het van belang de scootmobiel op onderstaande
punten te controleren:
•
Vergrendeling van de stoel. Met de bout, waarmee de zitunitbuis vergrendeld is, kan ook de
speling tussen zitunit en zittingbuis opgeheven worden, waardoor u verzekerd bent van
maximale stabiliteit.
•
Alle klembevestigingen van de diverse instellingen dienen goed te zijn vastgedraaid om lostrillen
te voorkomen.
•
De verlichting en richtingaanwijzers dienen, zowel voor als achter, te functioneren.
Schakel met de schakelaars op het dashboard de verlichting en richtingaanwijzers in en
controleer of de lampen branden en de richtingaanwijzers knipperen.
• De banden dienen voldoende opgepompt te zijn (zie technische specificaties).
- Slecht opgepompte banden beïnvloeden de rijeigenschappen negatief.
- Slecht opgepompte banden zorgen voor hoger stroomverbruik, waardoor de accu's
sneller leeg raken.
- Slecht opgepompte banden zorgen voor onnodige slijtage aan banden.
•
De accu's dienen voldoende te zijn opgeladen: de accu-indicatiemeter op het dashboard moet in
het groene gedeelte staan. In de winter hebben de accu's een lagere capaciteit. Reken bij lichte
vorst op een capaciteit van ongeveer 75%.
•
De scootmobiel dient in de juiste rijpositie te staan.
•
De remmen dienen goed te functioneren.
Mocht de scootmobiel zich ondanks alle veiligheidsmaatregelen toch onvoorspelbaar gedragen, laat
dan de gashendel los en neem na stilstand de contactsleutel uit het slot. Neem contact op met uw
dealer.
Als alles akkoord is bevonden, kan er weer met de scootmobiel gereden worden.
6