Bedieningshandleiding
Veiligheidssensor
3. Montage
3.1 Algemene montage-instructies
• Montage uitsluitend toegelaten in spanningsloze toestand
• Schroef de beide moeren in de voorziene montageopening om de
veiligheidssensor te bevestigen (max. aandraaimoment 300 Ncm)
• De veiligheidssensor en de bediensleutel mogen niet als aanslag
gebruikt worden
• De montagepositie is willekeurig, maar de markeringen van de
veiligheidssensor en de magneet moeten tegenover elkaar staan.
• Bevestig de veiligheidssensor en de bedienmagneet onlosmakelijk
aan de beschermvoorziening
• De veiligheidssensor en de bediensleutel mogen niet in sterke
magnetische velden geïnstalleerd worden
• Montage op ferromagnetisch materiaal van de veiligheidssensor en
bediensleutel moet, indien mogelijk, vermeden worden.
• De veiligheidssensor en de bediensleutel mogen niet aan sterke
vibraties en hevige schokken blootgesteld worden
• Houd de veiligheidssensor en de bediensleutel vrij van metalen
spanen
• Montageafstand tussen twee sensoren min. 50 mm
Houd ook rekening met de specificaties in de technische
gegevens wat de maximale slagenergie betreft:
De veiligheidssensor en de bediensleutel moeten via
geschikte maatregelen (gebruik van eenwegschroeven,
lijmen, uitboren van de schroefkoppen, borgen met pennen)
onlosmakelijk aan de beschermvoorziening bevestigd worden
en tegen verschuiven beveiligd worden.
3.2 Afmetingen
Alle maten in mm.
Veiligheidssensor met kabel
6
36
44
Bediensleutel
BPS 300
30
BPS 303
1000
2
15
2
15
BPS 303 SS
Bediensleutel BPS 303 und BPS 303 SS
De bediensleutels zijn hoofdzakelijk voorzien voor gebruik in de
levensmiddelenindustrie en hebben bijgevolg geen opdruk.
De bediensleutels worden via de meegeleverde eenwegschroeven
bevestigd. De montageopening moet een diameter hebben van
4,5 mm. Naast de montageopening moet een tweede opening
voorzien worden. Deze dient om de pen van de verdraaibeveiliging te
bevestigen.
De positie van de pen wordt getoond op de afbeelding hieronder.
3.3 Axiale afwijking
Een horizontale en verticale afwijking tussen de veiligheidssensor en
de bediensleutel wordt getolereerd. De mogelijke afwijking is afhankelijk
van de afstand tussen de actieve vlakken van de sensor en de
bediensleutel. De sensor blijft actief in het tolerantiebereik.
De opgegeven schakelafstanden hebben betrekking op de
veiligheidssensoren en de bediensleutels als zij tegenover elkaar
gemonteerd zijn.
3 , 5
2
1
0 , 5
5
zekere schakelafstand:
zekere uitschakelafstand:
3.4 Afstelling
De LED kan uitsluitend als een groffe instelhulp gebruikt worden.
Aansluitend moet de correcte werking van de beide veiligheidskanalen
met de aangesloten veiligheidsmodule gecontroleerd worden.
NL
EX-BNS 303-2187
2
15
0
1
4
2
3
4
s
= 5 mm
ao
s
= 15 mm
ao
3