7.
De accu laden
De accu in het voertuig laden
1
Rijd het voertuig tot vlak bij het stopcontact en schakel de apparaatvoeding uit.
Sluit het netsnoer aan op de oplader.
Steek de stekker van de oplader in het stopcontact. De indicator oplader gaat rood branden.
Verwijder het kapje van de acculaadpoort en sluit de DC-stekker aan op de
acculaadpoort. De indicator oplader gaat groen knipperen en het laden begint.
Wanneer de indicator oplader continu groen gaat branden, is de accu volledig opgeladen.
Koppel de DC-stekker los van de accu en trek de stekker van de oplader uit het
stopcontact. Breng het kapje weer aan op de acculaadpoort.
De accu buiten het voertuig laden
2
Controleer of de apparaatvoeding is uitgeschakeld en druk op de ontgrendelknop
Pak het handvat vast en trek eraan om de accu te demonteren.
Sluit het netsnoer aan op de oplader. Steek de stekker van de oplader in het stopcontact.
Verwijder het kapje van de acculaadpoort en sluit de DC-stekker erop aan.
De indicator oplader gaat groen knipperen en het laden begint.
De accu is volledig geladen wanneer de indicator oplader en de accu-LED continu
Koppel de DC-stekker los van de accu en
trek de stekker daarna uit het stopcontact.
·
Om brandwonden te voorkomen, mag u de accu en de lader tijdens het opladen
niet aanraken.
·
Laad de accu altijd binnenshuis op.
·
De accu en de oplader zijn uitsluitend bedoeld voor de WHILL Model C2.
·
Gebruik alleen de speciaal voor het voertuig bedoelde accu en oplader.
9
accuvergrendeling.
groen gaan branden.
8.
Foutopsporing
Bij sommige storingen van het voertuig verschijnt er een foutcode op het display.
Als er een niet-gespecificeerde fout wordt weergegeven of als het probleem niet kon
worden verholpen met de foutopsporing, neemt u contact op met uw distributeur of met de
klantenservice.
Gedrag van
het voertuig
Het rechts
getoonde
pictogram wordt
weergegetven.
Accu-laad-
poort
De maximale
snelheid neemt af.
De maximale
snelheid
herstelt zich.
Het rechts
getoonde
pictogram wordt
weergegeven.
Het rechts
getoonde
pictogram wordt
weergegeven.
Foutcode
Oorzaak
Er wordt gepoogd het
besturingspaneel te bedienen
terwijl de arm omhoog is
gedraaid.
De joystick stond niet in de
neutrale stand toen het
voertuig werd ingeschakeld.
De remhendels zijn
uitgeschakeld.
De oplader werd aangesloten
terwijl het voertuig was
ingeschakeld, of het voertuig
werd ingeschakeld toen de lader
was aangesloten.
Het laadniveau van de accu
is laag.
De temperatuur van de accu
is aanzienlijk gedaald.
De accu is warmer geworden
dan 0 °C (32 °F).
De batterij van de chipsleutel
is bijna leeg.
Het voertuig rijdt mogelijk
tegen een steile helling op.
Wanneer het voertuig niet wordt ingeschakeld, controleert u het accuniveau en of de
accu goed in het compartiment is geplaatst. Als het voertuig niet correct start,
verwijdert u de accu. Na 10 seconden zet u de accu weer in het voertuig en start u het
voertuig na nogmaals 5 seconden.
Oplossing
Duw de arm naar beneden
en schakel het voertuig
weer in.
Zet het voertuig weer aan
zonder de joystick aan te
raken.
Vergrendel de remmen en
zet het voertuig weer aan.
Koppel de oplader los van de
accu.
Laad de accu op.
Bewaar de accu op
kamertemperatuur of
minimaal bij 0 °C (32 °F) en
gebruik de accu niet als deze
kouder dan 0 °C (32 °F) is.
Vervang de batterij van de
chipsleutel.
Het voertuig rijdt mogelijk op
een onveilige helling. Rijd
langzaam naar een plaats
waar de helling minder steil is,
let daarbij goed op uw
veiligheid. Nadat het
waarschuwingssignaal is
afgegaan, gaat het gedurende
2 minuten niet opnieuw af.
10