3
In bedrijfstelling
3
In bedrijfstelling
Allereerst wordt op aansluiting 58 (brander aan) een signaal gezet dat aangeeft wanneer de
brander kan starten. De regelaar controleert vervolgens de status van het veiligheidscircuit en
van de luchtdrukbewaking. Indien deze geen OK aangeven, dan verschijnt de hierbij corres-
ponderende tekst en stopt de in bedrijfstelling..
Indien alle signalen OK aangeven, wordt de ventilatieuitgang geactiveerd en lopen de kanalen
ter controle naar hun minimum stand.
Als alle kanalen hun minimum stand bereikt hebben dan openen ze zich om de installatie te
ventileren. Parallel hieraan loopt de lektest (alleen bij gebruik van gas).
Bij gebruik van besturingselementen wordt het ventileren gebruikt om de ingestelde bereiken
te controleren. Nadat de ingestelde meest open stand is bereikt keert de brandstofklep terug
naar de aansteekpositie. Alle andere kanalen blijven in de open positie. De ETAMATIC OEM
controleert dan de status van de luchtdrukbewaking. Indien deze OK aangeeft start de venti-
latietijd en verloopt volgens de ingestelde parameters. Indien een recirculatiekanaal aanwezig
is, dan wordt deze na een vertragingstijd geopend. Op dat moment stopt de ventilatie. Zodra
het kanaal voor recirculatie de ventilatiepositie heeft bereikt, wordt de ventilatietijd opnieuw
gestart. Na afloop van deze tijd gaan alle kanalen naar hun voorgeprogrammeerde aansteek-
positie (recirculatie volledig gesloten).
Als alle kanalen de ontstekingstand hebben bereikt, wordt de ontstekingstrafo voor 3 secon-
den alleen geactiveerd. Bij oliebedrijf start ook de oliepomp.
Voor het openen van de ventielen moet het betreffende brandstofveiligheidscircuit gesloten
zijn.
3.1
Starten met de aansteekbrander
De aansteekgasklep en de hoofdgasklep VA1 (bij het werken met gas) of alleen de aan-
steekolieklep (bij het werken met olie) gaan open. De aansteekvlam vormt zich en het vlam-
signaal verschijnt. Na afloop van de 1e veiligheidstijd wordt de ontstekingstransformator
uitgeschakeld. Gedurende 3 s (stabilisatietijd) brandt de aansteekbrander alleen. Dan opent
zich de hoofdgasklep of de olieklep en deze blijven samen met de aansteekgasklep actief zo-
lang de 2e veiligheidstijd duurt. Aan het eind van deze periode kan de aansteekgasklep zich
weer sluiten.
Na succesvolle ontsteking gaan alle kanalen na 3 s naar hun geprogrammeerde basispositie.
De ETAMATIC OEM blijft in deze basispositie totdat het signaal voor besturingsvrijgave is ge-
geven.
Nadat de besturing is vrijgegeven stelt de ETAMATIC OEM zich in volgens de standaardwaar-
den voor de vermogensregeling.
Als het signaal op aansluiting 58 wegvalt volgt er een ingreep. De hoofdkleppen gaan dicht.
(Bij het werken met gas eerst hoofdgas 1 en dan hoofdgas 2, met een tussentijd van circa 5 s
om zo de inhoud van het testgebied tussen de magneetkleppen te laten verbranden. Bij een
ingreep ten gevolge van een storing sluiten beide kleppen zich onmiddellijk).
Indien het systeem ingesteld is voor naventilatie, openen de luchtkanalen zich weer voor deze
periode. Daarna gaat de ETAMATIC OEM in de stand UIT.
3.2
Starten zonder aansteekbrander
De hoofdventielen openen en blijven voor de duur van de veiligheidstijd samen met de ont-
stekingstrafo actief. Tijdens deze tijd verschijnt het vlamsignaal.
5