KrosFlo® FS Tangential Flow Filtration (TFF) Systems
11.1 Richtlijnen voor slangenset
De KrosFlo® FS-systemen zijn ontworpen voor hogedruktoepassingen tot een druk van 4 bar (58
psig) met gebruik van de gespecificeerde ProConnex-stromingssystemen. Om een veilige werking
van de KrosFlo® FS-systemen te garanderen, is het belangrijk om de volgende richtlijnen in acht te
nemen:
•
Installeer alleen slangensets die zijn ontworpen voor hogedruktoepassingen.
•
Verwijder alle doppen en/of pluggen van de uiteinden voordat u verbindingen maakt.
•
Om onbedoeld binnendringen van lucht of vloeistoflekkage tot een minimum te beperken,
moet u elke verbinding stevig vastmaken en ervoor zorgen dat de pakkingen volledig op hun
plek zitten.
•
Controleer of het stromingspad correct door de basispomp is georiënteerd, zoals
aangegeven door de richtingspijl op de pompkop.
•
Voor een optimale configuratie van dompelslangen sluit u elke slangenset aan op de
daarvoor bestemde poort. De poorten hebben een kleurcode voor de duidelijkheid.
Specifieke poorten:
o Oranje - Recirculatie-ingang (retentaatleiding naar reservoirvat)
o Blauw - Reservoir-uitgang (reservoirvat naar basispomp)
o Geel - Hulp-ingang (hulppomp naar reservoirvat)
o Groen - Ventilatie
•
Voer na installatie van de slangenset en voorafgaand aan gebruik de volgende controles uit:
o Bekijk de opstelling en controleer of elke verbinding volledig is vastgemaakt.
o Zorg ervoor dat alle knijpklemmen zich in de juiste positie bevinden.
o Zorg ervoor dat de druktransducers zijn aangesloten op de juiste
octopuskabelconnector en operationeel zijn.
•
ProConnex®-slangensets zijn uitsluitend ontworpen en bedoeld voor eenmalig gebruik.
Herhaald gebruik is ter verantwoordelijkheid van de eindgebruiker.
•
Neem voor aangepaste configuraties van het ProConnex® Flow Path contact op met uw
Bioprocess Accountmanager.
11.2 Installatie van feedslangenset
Deze slangenset verbindt het reservoirvat met de basispomp.
1. Sluit het ene uiteinde van de feedslangenset aan op de ingang van de basispomp en zet deze
vast met een klem en pakking.
2. Sluit het andere uiteinde van de feedslang aan op de uitgangspoort op de dop van het
reservoirvat (blauwe aansluiting) en zet vast met een klem en pakking.
11.3 Versterkte feedslangenset
Deze slangenset is een van de twee versterkte delen van het stromingssysteem die nodig zijn voor
gebruik onder hoge druk. Repligen raadt aan om de druktransducers zo dicht mogelijk bij de
filtercassettehouder te plaatsen voor de nauwkeurigste weergave van het drukprofiel van de
cassette.
1. Sluit de slang (uiteinde van de druktransducer) aan op de ingang van het filterplaatinzetstuk
(FPI) van de cassette en zet deze vast met een klem en pakking.
2. Sluit het resterende uiteinde aan op de uitgang van de basispomp en zet vast met klem en
pakking.
11.4 Retentaatslangenset
De slangenset voor het retentaat bevat de retentaatdruktransducer, hulppoort en luchtinlaatpoort
voor het testen van de luchtintegriteit van membranen. Deze slangenset bevat ook een gedeelte van
versterkte slangen die essentieel zijn voor een juiste plaatsing en werking van de automatische
tegendrukklep (ABV).
24
IF.UG.033 R1
repligen.com
Installatiehandleiding