5
Montage van het laadstation
Neem het laadstation voor beide stopcontacten, kantel
het naar u toe en til het iets op. Plaats het laadstation op
de fundering. Zorg ervoor dat het laadstation bij sterke
wind niet omvalt.
Ontgrendel en open de deur met de sleutel die zich in
één van de stopcontacten bevindt. Neem de vijf moeren
en draai ze stevig aan op de ankerbouten.
6
Verwijderen van het deksel van de voeding
Het veiligheidsdeksel beschermt tegen onbedoeld direct
contact met onderdelen onder spanning. Schakel de
hoofdstroom uit voordat u het deksel verwijdert. Draai
de schroeven los en verwijder vervolgens het deksel.
7
Aarding
Bevestig de aardingskabel aan de schroef van de
fundering en draai hem goed vast met de zesde moer.
Bevestig het andere uiteinde van de kabel aan de PE-
klem. Sluit de aardingsstrip ook aan op de PE-klem.
8
Aansluiten van de voedingskabels
Verwijder de sticker met aanwijzingen voor geleiders.
Draai de schroeven aan de onderzijde van de klem van
8-a
de stroomonderbreker en van de aardklem, rechts
gelegen, iets los.
Steek alle drie de fasegeleiders en de nulleider (N) in de
klemmen van de stroomonderbreker en draai ze stevig
vast. Bevestig de voedingsaardingskabel (PE) aan de
aardingsklem.
Wanneer het laadstation deel uitmaakt van een cluster
8-b
van laadstations, moet een configuratie met extra
klemmen worden besteld. In dit geval sluit u eerst alle
drie de fasegeleiders (ingaand en uitgaand) aan op de
clusterklemmen, zodat u andere laadstations kunt
aansluiten.
9
Sluiten van de deksel van de voeding
Plaats het deksel van de voeding op de daarvoor
bestemde plaats en draai het met schroeven vast.
8 | 10