Inhoud
Overzicht van aanduiding en instelwaarden
Richtwaarde:
-
Vloerverwarming
S= 0,4 tot 0,6
-
Radiatorverwarming
S = 1,0 tot 1,5
ADAPT STKL (Verwarmingscurve
Adaptatie)
Functie voor het automatisch instellen
van de verwarmings-curve.
Start voorwaarden:
-
Buitentemperatuur minder dan
8 graden Celsius
-
Omgevingstemperatuur minder
dan 18 graden Celsius
Bij de adaptatie wordt na 3 uur
nachttemperatuur (s'nachts) begonnen
met het opwarmen van de woonruimte.
Er volgt een omgevingstemperatuur
met een gewenste temperatuur van
21 graden Celsius. Indien de
temperatuur 20 graden Celsius
overschreden heeft, wordt de omgeving
nog een half uur lang op 20 graden
Celsius afgeregeld.
Daarna volgt de metingen van de
voorlooptemperatuur en de buiten-
temperatuur.
Uit deze waarden wordt de optimale
steilheid van de verwarmingscurve
berekend, die dan in de regeling wordt
overgenomen.
De berekening volgt na activering
eenmalig.
De kleinst mogelijke verwarmingscurve
voor radiatorenverwarming wordt
op "1" vastgesteld.
Voor oppervlakteverwarming
(vloerverwarming, wand) moet de
verwarmingscurve kleiner dan "1"
ingesteld worden.
Indien er na 4 uren tijdens de adaptatie
de omgevingstemperatuur niet behaald
wordt, stopt de adaptatie
(waarschuwingsteken knippert). Indien
de adaptatie gestopt is zal de volgende
nacht de adaptatie nogmaals beginnen.
!
Tijdens de adaptatie is de
warmwater bereiding gesloten.
18
RUIMTE INVL (Omgevingssensor
invloed)
De ingestelde waarde van de
keteltemperatuur wordt verhoogd,
indien de gewenste omgevings-
temperatuur met 1K onder de gewenste
omgevingstemperatuur daalt.
=> Hoge waarden zorgen voor een
snelle regeling met grote
schommelingen van de ketel-
temperatuur.
- - - -
=> alleen weersafhankelijke regeling
0
=> alleen weersafhankelijke
regeling *
20 => alleen omgevingstemperatuur-
regeling
*)
Extra functie bij alleen RUIMTE
INVL = 0
Bij eenmalige verwarmingsvraag in de
ruststand blijft de verwarmings-
systeempomp tot de volgende
verwarmingstijd lopen.(Zie hoofdstuk
Omkeerpompen schakeling)
ADAPT RUIMF (Aanpassing
v.d.ruimtesensoren)
In geval van een omgevingsregeling
kan men, bij een meetfout door de
aangesloten ruimtesensoren,
deze corrigeren m.b.v. deze
instelwaarde.
STARTOPT (Opwarmoptimalisering)
Deze functie activeert de automatische
opwarmoptimalisering voor de tijd van
het verwarmingsprogramma.
Voorbeeld:
Verwarmprogramma 6:00 uur
tot 22:30 uur
UIT:
Om 6:00 uur wordt met het verwarmen
van de woning begonnen.
AAN:
De verwarming start zo vroeg als nodig,
afhankelijk van de actuele omgevings-
temperatuur en de weersgesteldheid,
Zodat om precies 6:00 uur de
ingestelde omgevingstemperatuur
bereikt is.
00 => geen optimalisering van
verwarming
01 => weersafhankelijke
opwarmoptimalisering
02 => omgevingstemperatuur
afhankelijke opwarmoptimalisering
!
De opwarmoptimalisering vindt
alleen plaats indien de ruststand
van de verwarming minstens 6 uur
is geweest.
M-OPT-TIJD
(Maximale optimaliseringtijd)
Alleen actief bij Opw-Opt = "01 of 02"
Deze tijd geeft de maximale
voorverwarmtijd aan.
OPT NACHT (Afkoeloptimalisering)
Deze functie activeert de automatische
blokkering van de branders voor het
eind van de ingestelde tijd van het
verwarmingsprogramma.
Tijdens de ingestelde tijd wordt de
brander voor het einde van het
verwarmingsprogramma niet meer
gestart (alleen bij de laatste opwarmtijd
en als de brander niet al in gebruik is).
De functie verhindert dat er kortstondig
opgewarmd wordt voor het einde van
het verwarmingsprogramma.
PC-VRIJGAVE
Code-nr. om informatie van het
ketelsysteem uit te kunnen lezen.
"0000"= geblokkeerd
TERUG
Het verlaten van het verwarming-
systeem menu= Terug naar het
"gebruiker"-menu