Verwacht gebruik en toepassingsgebied
Dit product maakt voornamelijk gebruik van IR-temperatuurmeting van
het voorhoofd om de lichaamstemperatuur van de mens te meten. Kan
gebruikt worden voor baby's, kinderen en volwassenen. Baby's en
kinderen mogen de thermometer niet alleen gebruiken. De
lichaamstemperatuur voor baby's en kinderen moet door een volwassene
worden gemeten. Herinnering: temperatuurmetingen kunnen verschillen
afhankelijk van huidskleur en meetafstand.
Contraindicaties
Het wordt niet aanbevolen voor mensen van wie het meetgedeelte
lokale laesies heeft, zoals ontsteking, trauma, postoperatief, enz.
Instructies voor gebruik
De patiënt is een beoogde operator. De patiënt kan meten, gegevens
verzenden en de batterij vervangen.
(1)
Installatie van het product
Plaats de 2 batterijcellen uit de verpakkingsdoos in het batterijvak
aan de achterkant van het apparaat. Het product start
automatische inspectie en een stand-bymodus (als het apparaat
aangeeft dat de batterij bijna leeg is, vervang dan de batterijen om
voor voldoende stroomvoorziening te zorgen).
(2)
Meetprocess
Richt de sonde van de thermometer op het midden van het
1
voorhoofd en houd de sonde 1,18 inch (3 cm) verwijderd van het
voorhoofd (de optimale afstand is ongeveer de breedte van de
wijsvinger van een volwassene). Raak het voorhoofd niet aan
met de
sonde.
Druk voorzichtig op de
2
meettoets [
] om de
meting te
starten.
Het apparaat trilt zodra een
3
meting is verkregen. De
meting wordt op het scherm
weergegeven. Als de meting
is mislukt, trilt het apparaat
niet op het scherm maar
wordt
[
] in plaats
weergegeven daarvan.
≤1.18in(3cm)
6
Mogelijke redenen voor
meetfouten zijn onder meer:
A.
De meetafstand is groter dan 1,18 inch (3 cm);
B.
De omgevingstemperatuur voldoet niet aan de
meetvereisten of er is een te groot
temperatuurverschil;
C.
De doeltemperatuur overschrijdt het
meetbereik.
(3)
Uitschakelen
Als u niet meer hoeft te meten, laat u het apparaat 8 seconden inactief om
automatisch uit te schakelen.
(4)
Schakelen tussen eenheden
1.
Wanneer het apparaat is uitgeschakeld, houdt u de meettoets 8 seconden
ingedrukt om naar de modus voor het schakelen van eenheden te gaan. In
deze modus moeten ℃ en ° F tegelijkertijd knipperen.
2.
Druk in deze modus op de meetknop om over te schakelen naar Fahrenheit
of Celsius. Het corresponderende symbool van de geselecteerde eenheid
knippert na het schakelen.
3.
Nadat u de eenheid hebt geselecteerd, houdt u de meettoets 8 seconden
ingedrukt om de modus van de eenheid te wisselen.
Herinnering: Als u de meetknop niet 8 seconden ingedrukt houdt om de
geselecteerde eenheid te bevestigen voordat het scherm uitschakelt, zal het
systeem de schakelaar als een storing beschouwen en de oorspronkelijke
eenheid behouden voor temperatuurmetingen.
(5)
Installatie en vervangen van batterijen
Indien ingeschakeld voor gebruik, detecteert de thermometer automatisch
de resterende batterijcapaciteit. Als de batterijcapaciteit laag is maar
geschikt voor metingen, wordt het symbool voor laag vermogen [
weergegeven met de meetresultaten. Als de batterijcapaciteit echter te laag
is voor metingen, geeft het scherm een enkel knipperend pictogram [
weer en schakelt het automatisch uit na 8 seconden. Om het apparaat te
blijven gebruiken, moeten oude batterijen worden vervangen.
(6)
Batterijen vervangen
1.
Houd het batterijdeksel met uw vinger ingedrukt en oefen wat kracht
uit om het deksel naar achteren te schuiven om het batterijvak te
openen.
2.
Verwijder de oude batterijen en plaats de nieuwe batterijen.
3.
Raadpleeg de symbolen van de batterijpolariteit om de batterijen
tijdens de installatie goed te plaatsen. Zorg ervoor dat de nieuwe
batterijen stevig in het batterijvak zitten en zorg ervoor dat de
polariteit tijdens de installatie niet wordt omgekeerd.
4.
Plaats het batterijdeksel terug om het batterijvak te sluiten.
Houd u aan de relevante nationale wet- en regelgeving wanneer u
gebruikte batterijen weggooit.
Gooi batterijen niet rechtstreeks in de vuilniszak.
Verwijder de batterijen als het apparaat niet langer dan een maand
wordt gebruikt.
Bij gebruik mag de batterij en de patiënt niet tegelijkertijd worden
aangeraakt.
Gooi batterijen niet in vuur.
De typische levensduur van nieuwe en ongebruikte batterijen is 300
metingen en de gebruiksduur is 60 seconden.
7
]
]