Meten van wisselstroom
Let op! Schakel de stroom van de te meten stroomkring uit, voordat u het
meetapparaat erop aansluit.
Sluit voor een maximale stroommeting van 200 mA de zwarte meetkabel
aan op de massabus en de rode meetkabel op de ingangsbus. Om een
stroom van maximaal 10 A te meten, verwijdert u de rode meetkabel en
steekt deze in de 10 A-bus.
Druk op de "FUNC"- knop om de wisselstroommeting te starten. Ook kan
er worden gekozen uit handmatig en automatisch meetbereik.
Verbind om de stroom te meten de meetkabels alleen in serie met de
stroombron.
De waarden worden in het lcd-scherm aangegeven.
De ingangsstroom aan de ingangsbussen INPUT en COM mag niet meer
dan een maximaalwaarde van 200 mA bedragen. Bij een hogere stroom
moet de onbeveiligde 10 A bus gebruikt werden in plaats van de inputbus.
Weerstandsmeting
Let op! Zorg er bij metingen van de inwendige weerstand voor dat
de teststroomkring is uitgeschakeld en dat alle condensatoren volledig
ontladen zijn.
Sluit de zwarte meetkabel aan op de massabus en de rode meetkabel op
de ingangsbus.
Zet de keuzeschakelaar op het "
Ω
"- meetbereik. Ook kan er worden
gekozen uit handmatig en automatisch meetbereik.
Verbind om de weerstand te meten de meetkabels parallel op de te meten
weerstand aan.
De waarden worden in het lcd-scherm aangegeven.
Indien de ingangswaarde wordt onderbroken, bijvoorbeeld door een open
stroomkring, verschijnt het "OL"- symbool in het display, ten teken dat de
overbelastingsgrenswaarde bereikt is.
Temperatuurmeting
Let op! Verbind de thermo-elementen niet met spanningsvoerende
componenten om te voorkomen dat u een elektrische schok krijgt.
Zet de keuzeschakelaar in de "TEMP"- positie.
Druk op de "FUNC"- knop om te wisselen tussen °C en °F.
De lcd-weergave geeft de actuele omgevingstemperatuur aan.
Bij dit meetapparaat moet voor temperatuurmetingen een voeler met een
thermo-element type "K" worden gebruikt. Steek de zwarte connector in
de massabus en de rode connector in de ingangsbus. Raak het te meten
object aan met het uiteinde van de temperatuurvoeler.
De waarden worden in het lcd-scherm aangegeven.
Om een nauwkeuriger meetresultaat te verkrijgen, moeten meetapparaat
en temperatuurvoeler worden aangepast voor meting van de omgevings-
temperatuur, zodat temperatuurverschillen worden opgeheven.
Capaciteitsmeting
Let op! Zorg ervoor dat alle condensatoren volledig ontladen zijn, voordat
u een capaciteitsmeting uitvoert. Zo voorkomt u dat u een elektrische
schok krijgt.
Zet de keuzeschakelaar op hFE-meetbereik.
Sluit de multi-connector aan zoals aangegeven en steek de condensator in
de daarvoor bestemde opening.
De waarden worden in het lcd-scherm aangegeven.
Diodetest
Sluit de zwarte meetkabel aan op de massabus en de rode meetkabel op
de ingangsbus. (De rode meetkabel moet op de "+" worden aangesloten.)
Zet de keuzeschakelaar in de "
"- positie.
Druk op de "FUNC"- knop om de test uit te voeren.
Verbind om de diode te testen de rode meetkabel met de anode en de
zwarte meetkabel met de kathode van de diode.
De waarden worden in het lcd-scherm aangegeven.
Het meetapparaat geeft de globale blokkeer spanning over de diode aan.
Bij een open meetkring verschijnt in het display alleen "OL".
Als de energietoevoer uitgeschakeld wordt, bijvoorbeeld door de
stroomkring te onderbreken, verschijnt de melding "OL" in het display.
Continuïteitstest
Let op! Zorg ervoor dat bij de continuïteitstest het te meten oject zonder
spanning is en dat alle condensatoren volledig ontladen zijn.
Sluit de zwarte meetkabel aan op de massabus en de rode meetkabel op
de ingangsbus.
Zet de keuzeschakelaar in de "
"- positie.
Druk op de "FUNC"- knop om de continuïteitstest te starten.
Tijdens de continuïteitstest moeten de beide meetkabels parallel met de
stroomkring verbonden zijn.
Als er sprake is van continuïteit (bijvoorbeeld een weerstand kleiner dan
Ω
50
), zal de ingebouwde zoemer klinken.
Is er geen sprake van continuïteit (of is de weerstand van de stroomkring
Ω
groter dan 200
), dan verschijnt de melding "OL" in het display.
7