SAPAG
Algemeen
Het doel van deze instructies is de gebruiker
te informeren met betrekking tot de opslag,
installatie en bediening van dit product.
Het veiligheidstoestel mag alleen worden
gebruikt in overeenstemming met de van
toepassing zijnde bedieningsinstructies en
binnen de specificaties van de toepassing
zoals vermeld in de opdracht.
De afsluiter is reeds getest en ingesteld in
de fabriek. Neem eerst contact op met de
leverancier voordat u instellingen wijzigt.
www.valves.emerson.com
PED – Veiligheid tijdens installatie en gebruik
Veerbediende veiligheidstoestellen
Voor installatie moeten deze instructies volledig zijn gelezen
en begrepen
Opslag en behandeling
Om een goede werking van het veiligheidstoestel te kunnen garanderen, moet men voorkomen
dat er tijdens de opslag verontreinigingen in de afsluiter terechtkomen. De bescherming aan de
inlaat- en uitlaatzijde mag slechts kort voor installatie worden verwijderd. Zorg dat de inlaat van
de afsluiter volledig schoon blijft. Het is aan te raden het veiligheidstoestel in een afgesloten en
schone ruimte in de originele verpakking op te slaan, bij voorkeur niet op de grond.
Veiligheidstoestellen dienen voorzichtig en schokvrij te worden behandeld. Ruw gebruik kan de instelling
van de afsteldruk wijzigen en onderdelen vervormen. Dit gaat ten koste van de dichtheid van de zitting
en de werking van de afsluiter.
Het veiligheidstoestel mag nooit worden opgetild of verplaatst aan de hendel van de
handbediening.
Bij gebruik van een takel dient de ketting of riem zodanig rond het afsluiterhuis te worden
aangebracht dat deze in verticale positie blijft. Dit vereenvoudigt de installatie.
Installatie
Veel veiligheidstoestellen raken beschadigd bij een eerste ingebruikname doordat de aansluitingen
niet grondig zijn gereinigd voor installatie. Verwijder dus voor het installeren grondig alle vuil
en vreemde elementen van de flensaansluitingen of de draadverbindingen. Dit geldt zowel voor
de inlaat en uitlaat van de afsluiter als voor de leiding of het drukvat waarop de afsluiter wordt
gemonteerd.
Systemen waarop het veiligheidstoestel wordt getest en uiteindelijk geïnstalleerd, moeten grondig
worden nagekeken, gereinigd en gespoeld, omdat vreemde materialen die zich nog in leidingen
of drukvaten bevinden de afsluiter ernstig kunnen beschadigen. Vooral bij nieuwe systemen
komt het voor dat er vreemde elementen achterblijven. Deze kunnen het oppervlak van de zitting
beschadigen wanneer de afsluiter voor het eerst wordt geopend.
De juiste flenspakking moet worden geselecteerd, waarbij de binnendiameter overeenkomt met de
in- en/of uitlaat van de afsluiter, zodat de pakking de stroming door de afsluiter niet belemmert.
Bij geflensde afsluiters dient men alle bouten gelijkmatig aan te draaien om eventuele vervorming
van het afsluiterhuis te voorkomen. Bij geschroefde afsluiters mag er geen sleutel op het afsluiterhuis
worden geplaatst, maar dient het zeskant van de inlaatbus te worden gebruikt.
Veiligheidstoestellen openen en sluiten binnen een beperkt drukbereik. De installatie van de
afsluiter vereist een juiste maatvoering van de inlaat- en uitlaatleidingen. Zie voor richtlijnen de
gangbare internationale, nationale en industriële normen.
Toevoerleidingen
Sluit het veiligheidstoestel zo dicht mogelijk aan op het te beschermen drukvat of leiding.
De afsluiter moet altijd verticaal worden gemonteerd op een nozzel of flensverbinding die zich
bevindt op het drukvat of de leiding. Men dient er op te letten dat voortdurend een ongehinderde
stroming tussen drukvat en afsluiter mogelijk is. Het op een andere dan aanbevolen plaats
installeren van de afsluiter heeft nadelige gevolgen voor de werking ervan.
De afsluiter mag nooit worden geïnstalleerd op een verbinding met een kleinere binnendiameter
dan de inlaat van de afsluiter.
Afvoerleidingen
Afvoerleidingen moeten eenvoudig en direct zijn. Waar mogelijk heeft een verbreekbare verbinding
bij de uitlaat van het veiligheidstoestel de voorkeur. Alle afvoerleidingen moeten zo direct en recht
mogelijk naar het eindpunt voor opvang lopen. De afsluiter moet altijd naar een veilige opvangzone
worden afgeleid.
Afvoerleidingen moeten grondig worden gedraineerd om een opeenhoping van producten aan de
stroomafwaartse kant van de afsluiter te voorkomen.
Het gewicht van de afvoerleidingen moet worden opgevangen door afzonderlijke steunen of
ophangingen. De leidingen moeten voldoende worden gesteund om de aanzienlijke reactiekracht
te weerstaan bij het openen van de afsluiter. De ondersteuningen moeten ook thermische
schommelingen of trillingen van het systeem kunnen opvangen.
Als de afsluiter afblaast in een systeem onder druk, moet de afsluiter een gebalanceerd type zijn.
Tegendruk in de leidingen van een niet-gebalanceerd type afsluiter zal nadelige gevolgen hebben
op de werking van de afsluiter en de bescherming van het systeem.
Fittingen of leidingen met een kleinere binnendiameter dan de uitlaat van de afsluiter mogen nooit
worden gebruikt.
De veerkappen van gebalanceerde veiligheidstoestellen voorzien van een balg, moeten zijn uitgerust
met een ontluchtingsgat om een goede werking te garanderen. Het ontluchtingsgat is tevens een
middel om een falend balgelement te detecteren. Sluit deze ontluchtingsgaten nooit af. In geval van
toepassing bij toxische of ontvlambare producten is het ten zeerste aangeraden dit ontluchtingsgat
aan te sluiten op een veilige afvoer.
Wijzigingen voorbehouden
SAPDR-0007-NL-1306