UP (OMHOOG)en DOWN(OMLAAG) pijltoetsen
7
Vergroten/reduceren instelling: Wanneer u een kopie van een document
maakt, drukt u op deze toetsen om een vergroting/reductie-instelling te
selecteren (pagina 51).
Volume instelling: Als er geen document in de invoer is, drukt u op deze
toetsen om het luidsprekervolume te wijzigen wanneer de
ingedrukt, of in alle andere gevallen het volume van het belsignaal
(pagina 22).
FUNCTION(FUNCTIE) toets instellingen: Bedien deze toetsen na het
indrukken van de FUNCTION (FUNCTIE) toets om door de instellingen van
de FUNCTION MODE (FUNCTIEMODE) te bladeren.
Numerieke toetsen
8
Gebruik deze toetsen om nummers te kiezen, om cijfers en letters in te voeren
bij het opslaan van automatische kiesnummers.
Paneelontgrendeling
9
Druk op deze ontgrendelingstoets om het bedieningspaneel te openen.
STOP toets
10
Druk op deze toets om een bewerking te annuleren voordat deze voltooid is.
11
COPY toets
Druk op deze toets om een document te kopiëren (pagina 51).
12
START/MEMORY (START/GEHEUGEN) toets
Druk na het kiezen op deze toets om de faxtransmissie te starten (pagina 30).
Druk voor het kiezen op deze toets om een fax vanuit het geheugen te zenden
(pagina 40).
13
toets
Druk op deze toets om tijdens het zenden van een faxbericht naar de leiding
en faxtonen te luisteren door de luidspreker (pagina 30).
14
Linker en rechter pijltoetsen
Automatische kiesnummers: Wanneer u een fax verstuurt of een
telefoongesprek voert, drukt u op deze toetsen om door de automatische
kiesnummers te bladeren (pagina 35) en het laatst gekozen nummer
(herkiezen; pagina 37).
FUNCTION(FUNCTIE) toets instellingen: Druk op de rechter pijltoets na
het bladeren met de omhoog- en omlaagtoetsen om een
FUNCTION(FUNCTIE) toets instelling te selecteren.
FUNCTION (FUCNTIE) toets
15
Druk op deze toets gevolgd door de pijltoetsen om speciale functies en
instellingen te selecteren.
toets werd
7