Deel 1 - Instellingen op afstand
• Instellen: Deze optie geeft een instellingenvenster
weer.
- Naam: Geef een naam op voor het scanprofiel.
- Start, Stop: Geef op welke voorkeurinstellingen u
wilt gebruiken als begin- en eindpunt.
- Verwerktijd(sec.): Geef op hoe lang de camera in
start- en stopposities blijft staan.
- Snelheid, Richting: Geef de scansnelheid en
richting op.
• Uitvoeren: Selecteer een scanprofiel en klik
vervolgens op de knop Uitvoeren om de scanfunctie
uit te voeren.
• Bewerken: Deze optie wordt gebruikt om het
geselecteerde scanprofiel te bewerken.
• Verwijderen: Deze optie wordt gebruikt om het
geselecteerde scanprofiel te verwijderen.
26
Patroon
Selecteer het tabblad Patroon en configureer de
patrooninstellingen.
Dit wordt gebruikt om een patroonprofiel in te stellen
dat de camera kan volgen.
Deze optie geeft een lijst met patronen weer. Het
getal is het nummer van het patroon. Klik op de knop
Instellen om de patrooninstellingen te configureren.