STORINGEN
De poort blijft
gesloten.
De LED is uit.
De IR-sensor reageert
niet.
De poort gaat open
zonder aanwijsbare
reden.
De voertuigfilter is
actief, maar voetgangers
worden nog steeds
gedetecteerd.
De poort gaat
onophoudelijk
open en dicht.
Sporadische
aanwezigheids-
detectie zonder
reden.
De rode LED blijft
aan na een setup.
De setup duurt
langer dan
30 seconden.
De LED
knippert snel na
ontgrendeling.
De sensor
reageert niet op de
afstandsbediening.
De sensor krijgt geen
voeding.
De IR-emissie is te laag op
deze montagehoogte.
De sensor detecteert
regendruppels of trillingen.
De sensor is niet goed
geïnstalleerd.
In een omgeving met
veel metaal detecteert de
sensor objecten buiten zijn
detectieveld.
De gekozen waarde is
niet geschikt voor deze
toepassing.
De sensor wordt gestoord
door de beweging van de
poort of door de trillingen
die de poort maakt.
De aanwezigheidsdetectie
wordt gestoord door regen
of lampen.
De sensor is niet goed
geïnstalleerd.
De sensor kan de setup
niet uitvoeren.
De setup wordt gestoord.
Een andere sensor
veroorzaakt storingen.
De sensor heeft een
toegangscode nodig om te
ontgrendelen.
De batterijen zijn niet juist
geplaatst of leeg.
De afstandsbediening is
slecht gericht.
De sensor krijgt geen stroom.
1
Controleer de bedrading en de voedingsspanning.
1
Start een nieuwe setup.
Stap hiervoor uit het detectieveld!
Controleer of de éénrichtingsdetectie (uni) actief is.
1
Verhoog de detectiefilter.
2
1
Bevestig de sensor stevig.
1
Verander de hellingshoek.
2
Verminder de veldgrootte.
3
Verhoog de detectiefilter.
Verhoog de detectiefilter.
1
Verminder de hellingshoek.
2
Vergroot de montagehoogte.
3
1
Controleer of de sensor correct is bevestigd.
2
Controleer of de éénrichtingsdetectie (uni) actief is.
3
Vergroot de hellingshoek.
4
Verhoog de detectiefilter.
5
Verminder de veldgrootte.
1
Verhoog de immuniteitsfilter van het IR-veld
(waarde 3).
1
Bevestig de sensor stevig.
Start een nieuwe setup.
1
Stap hiervoor uit het detectieveld!
Controleer of het detectieveld vrij is en
1
start een nieuwe setup.
Kies een verschillende frequentie voor iedere sensor.
1
Geef de juiste toegangscode in.
1
Indien u de code niet kent, verbreek en herstel de
2
voeding om de sensor te ontgrendelen en verander
of verwijder vervolgens de toegangscode.
1
Controleer de plaatsing van de batterijen of
vervang ze.
1
Richt de afstandsbediening naar de sensor.
1
Controleer de stroomtoevoer van de sensor.
7