Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Waarschuwing
Om lichamelijk letsel te voorkomen, moet u de
volgende richtlijnen in acht nemen:
Zorg ervoor dat u bekend bent met alle gebruiks-
aanwijzingen en veiligheidsinstructies in de
gebruikershandleiding voor de maaimachine
voordat u dit werktuig gaat gebruiken.
Verwijder nooit de afvoerbuis, zakken, de
bovenkant van de vanger of de afvoertunnel als
de motor loopt.
Zet altijd de motor af en wacht totdat alle
bewegende delen tot stilstand gekomen zijn
voordat u een verstopping uit het vangsysteem
verwijdert.
Verricht nooit onderhouds- of reparatiewerk-
zaamheden als de motor loopt.
Graszakken leegmaken
Ga voorzichtig te werk als u een volle graszak optilt of
leegmaakt. Om de graszakken leeg te maken, gaat u als
volgt te werk:
1. Stop de maaimachine, stel de parkeerrem in werking en
schakel de aftakas uit.
2. Trek daarna beide hendels van de zakhouder omhoog
totdat zij loskomen van het zakframe (Fig. 8). Vervolgens
moet u de bovenkant van de vanger openen (omhoog-
tillen).
3. Druk het maaisel in de zakken samen. Til de zak met
beide handen omhoog en haak deze los van de
bevestigingsbeugel (Fig. 7). Maak de zak leeg. Doe
hetzelfde met de andere zak.
4. U plaatst de zakken door de zakframehaken op de
bevestigingsbeugels te schuiven (Fig. 7).
5. Laat de bovenkant van de vanger neer op de zakken.
Druk daarna beide hendels van de zakhouder naar
beneden totdat zij vastzitten tegen het zakframe (Fig. 8).
Verstoppingen verwijderen uit
de vanger
1. Stop de maaimachine, zet de versnelling in de neutraal-
stand, stel de parkeerrem in werking, schakel de aftakas
uit, zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn
gekomen.
2. Controleer de graszakken en maak ze leeg als zij vol zijn.
3. Verwijder de afvoerbuis en afvoertunnel van de boven-
kant van de vanger en het maaidek. Verwijder voorzichtig
met een stok of een soortgelijk voorwerp de verstopping
uit het maaidek, de afvoerbuis, de afvoertunnel en de
bovenkant van de vanger.
4. Nadat u de verstopping hebt verwijdert, monteert u het
complete vangsysteem en gaat u verder met maaien.
Tips voor bediening en
opvangen van het maaisel
Afmetingen
Denk eraan dat de maaimachine langer en breder is als dit
werktuig is gemonteerd. Als u een te scherpe bocht maakt
in een besloten ruimte, kunt u de grasvanger beschadigen.
Trimmen
U moet altijd trimmen met de linkerkant van het maaidek.
Trim nooit met de rechterkant van het maaidek omdat u dan
de afvoertunnel van de vanger en de afvoerbuis kunt
beschadigen.
Maaihoogte
Zorg ervoor dat de maaihoogte van het maaidek niet te laag
is, want hoog gras rond het maaidek kan verhinderen dat er
lucht onder het maaidek komt en in het vangsysteem
stroomt. Als er niet voldoende lucht onder het maaidek
komt, zal het vangsysteem verstopt raken.
Maaifrequentie
U moet het gras veelvuldig maaien, vooral als het snel
groeit. U zult het gras twee keer moeten maaien als dit
buitengewoon lang is (zie Lang gras opvangen, blz. 11).
10