•
Druk meerdere malen op de toets MODE, tot het symbool
verwarming wordt weergegeven (C11).
•
Druk op de toetsen voor verhogen (C4) of verlagen (C3) om
de gewenste temperatuur aan te passen.
Opmerkingen:
•
In deze modus wordt de luchtstroom automatisch door het
apparaat geselecteerd en kan hij niet handmatig worden
ingesteld.
•
Tijdens de werking in zeer koude omgevingen zal het appa-
raat automatisch ontdooien, waarbij de normale werking
tijdelijk wordt onderbroken. In dit geval wordt op het di-
splay " Lt " weergegeven. Tijdens deze werking is het nor-
maal dat het geluid van het apparaat verandert.
•
In deze modus moet u misschien een paar minuten
wachten voordat het apparaat hete lucht begint af te ge-
ven.
•
Het kan gebeuren dat het display het alarm "HL" weergeeft.
In dit geval moet de interne watertank geledigd worden
volgens de aanwijzingen van deel "Handelingen aan einde
seizoen". Druk vervolgens nogmaals op de toets
functie verwarming te herstellen.
MODUS VENTILATOR
Voor de instelling van deze modus:
•
Druk herhaaldelijk op de toets MODUS, tot het symbool van
de
ventilator verschijnt.
•
Selecteer de gewenste luchtstroom met de toetsen verho-
gen (C4) of verlagen (C3).
De beschikbare niveaus voor luchtstroom zijn:
Minimale luchtstroom: wanneer een maximaal
geruisloze werking gewenst is.
Gemiddelde luchtstroom: voor een laag ge-
luidsniveau, maar ook een goed comfortniveau.
Maximale luchtstroom: voor maximale presta-
ties.
SELECTIE VAN HET TEMPERATUURBEREIK
C12
C16
C8
C10
C13
C15
C3
C2
Voor het gebruik van deze modus is
het niet nodig om de luchtafvoer-
slang (B2) op het apparaat aan te
brengen.
De temperatuur kan worden weer-
gegeven in °C of °F. Druk, om de
meeteenheid van de temperatuur
te wijzigen, gedurende ongeveer 10
seconden gelijktijdig op de toetsen
verhogen
(C4) en verlagen
(C3).
BEDIENING DOOR MIDDEL VAN DE AFSTANDS-
BEDIENING
DE BATTERIJEN PLAATSEN OF VERVANGEN
•
Verwijder het luikje op de achterkant van de afstandsbe-
diening;
•
Plaats of vervang de batterijen door twee nieuwe R03
C5
"AAA" 1.5V-batterijen en zorg ervoor ze correct te plaatsen
C6
(zie de aanwijzingen in het batterijvakje) (Afb. 10);
C7
•
Plaats het luikje terug.
C9
Let op: Als de afstandsbediening vervangen of afgedankt wordt,
moeten de batterijen verwijderd en afgevoerd worden in over-
C11
eenstemming met de huidige wetgeving, omdat ze schadelijk
zijn voor het milieu. Gebruik geen combinatie van oude en nieu-
C14
we batterijen.
Gebruik geen combinatie van alkalinebatterijen, standaardbat-
terijen (zinkkoolstof) of oplaadbare (nikkel-cadmium) batterij-
en. Gooi batterijen niet in vuur. Batterijen kunnen ontploffen
C4
of lekken. Als de afstandsbediening voor een bepaalde tijd niet
wordt gebruikt, moeten de batterijen verwijderd worden.
C1
om de
GEBRUIK VAN DE AFSTANDSBEDIENING
•
Richt de afstandsbediening op de ontvanger (A11) op de
airconditioner. De afstandsbediening moet zich op niet
meer dan 7 meter van het apparaat bevinden (afb. 10)
(zonder obstakels tussen afstandsbediening en ontvan-
ger).
•
De afstandsbediening moet met zorg behandeld worden.
Laat de afstandsbediening niet vallen en vermijd blootstel-
ling aan direct zonlicht of warmtebronnen.
Let op: De afstandsbediening kan veilig worden opgeborgen in
de daarvoor bestemde vakje (A12).
BESCHRIJVING VAN DE AFSTANDSBEDIENING
D1) Toets ON/STAND-BY
D2) Toets SILENT
D3) Toets luchtstroom
D4) Toets timer
D5) Toets MODE
D6-D7) Toetsen verhogen/verlagen
38