Signalering van alarmen
In onderstaande tabel worden de alarmen beschreven die kunnen worden gesignaleerd.
WEERGAVE DISPLAY
AL 01 – STROOMUITVAL
AL 02 – ROOKGAS TEMP
AL 03 – REG. ENCODER
AL 04 – GEEN ENCODER
AL 05 – OPSTART MISLUKT
AL 06 – CONTROLEER PELLET
AL 07 – OVERVERH. BEVEILIG
AL 08 – ONVOLDOENDE TREK
AL 10 – VEILIGHEID VIJZEL
AL 11 – ONVOLD.TREK
AL 12 – STORING REINIGER
Elke alarmconditie heeft onmiddellijk uitdoving van het apparaat tot gevolg. De alarmtoestand wordt bereikt na de tijd die
is ingesteld op Pr11
(ingestelde fabriekswaarde 30")
geval van storing dient u contact op te nemen met een Erkend technisch assistentiecentrum van NORDIC FIRE.
REINIGING EN ONDERHOUD
Voorzorgsmaatregelen voor de reiniging
Verzeker u van het volgende, alvorens het apparaat schoon te maken of onderhoud erop te plegen:
- het apparaat moet gedoofd en alle delen ervan moeten helemaal afgekoeld zijn;
- de as moet helemaal afgekoeld zijn.
- de aszuiger die gebruikt wordt om de as op te zuigen moet geschikt zijn en het filter ervan moet in goede staat zijn.
Alvorens het apparaat weer te gebruiken moeten alle eerder gedemonteerde componenten teruggeplaatst worden.
Tijdens het schoonmaken moeten de persoonlijke veiligheidsuitrustingen worden gebruikt die worden voorgeschreven
door de richtlijn 89/391/EEG.
De regelmaat van het schoonmaken hangt af van het type en de kwaliteit van de verbrande pellets. De tijden die
hieronder worden vermeld, kunnen daarom variëren.
Elk probleem met het apparaat dat ontstaat door onvoldoende reiniging ervan, wordt niet gedekt door garantie.
De veiligheid van het product wordt aangetast als deze werkzaamheden niet worden verricht.
De reinigingswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd door de eindgebruiker, zoals in de volgende
paragrafen wordt aangegeven.
Gewone reiniging
De gewone reiniging van het apparaat moet minstens eenmaal per 30 bedrijfsuren, of na 6-8 ontstekingscycli, worden
uitgevoerd, om altijd de grootste efficiëntie en optimale werking van het apparaat te waarborgen. Ga als volgt te werk:
PELLETKACHEL VIKTOR 8-10-12, TORSBY
Alarm stroomuitval. Als er geen elektriciteit is in bepaalde situaties
De voeler van de rookgastemperatuur is defect of zit los.
Dit gebeurt als de afgelezen snelheid van de rookgasafzuiger niet overeenkomt met de ingestelde snelheid.
Rookgasafzuiger of encoder rookgasafzuiger defect. Dit gebeurt als de (tachometrische) encoder in de
afzuiger een snelheid van 0 waarneemt.
Ontsteking mislukt. Dit gebeurt wanneer de minimumtemperatuur in de verbrandingskamer (Pr13) niet
wordt bereikt binnen de maximale tijd van de ontstekingscyclus (Pr01).
Plotselinge uitdoving tijdens de werkfase. Dit gebeurt wanneer de temperatuur in de verbrandingskamer
tijdens de werkfase onder de min schakeltemp daalt (Pr13).
Thermische beveiliging. Dit gebeurt wanneer de veiligheidsthermostaat ingrijpt (oververhitting
pelletreservoir) of wanneer de haarddeur open is of niet goed afgesloten. In het geval van interventie door
de veiligheidsthermostaat moet het apparaat handmatig worden gereset
apparaat").
Geen onderdruk. Dit gebeurt als de drukschakelaar voor de rookgassen ingrijpt, als gevolg van een slechte
trek van het rookkanaal of als het deksel van het pelletreservoir open is.
Dit gebeurt wanneer er een constante lading van de pellets plaatsvindt (de reductiemotor wormschroef stopt
niet minimaal 0,2 seconden in het maximale werkinterval van 8,0 seconden ). Voordat het alarm afgaat,
treedt er een veiligheidsrelais in werking die de elektrische voeding van de reductiemotor geforceerd stopt.
Dit gebeurt wanneer de waargenomen verbrandingslucht minder is dan de ingestelde drempel. NIET
VOORZIEN IN DIT PRODUCT.
Dit gebeurt wanneer de vuurhaard tijdens de reinigingsfase (aan het begin of tijdens het uitdoven) niet
correct wordt uitgelijnd.
en kan worden gereset door lang op de toets 4 te drukken. In het
OORSPRONG VAN HET ALARM
39
NL - Rev. 1.0
(zie 'Wat gebeurt er als...')
(zie "Componenten van het