1: [Geprononceerd portret]
■
[Gave huid] en [Slanke stand] instellen
U kunt dezelfde instellingen voor [Gave huid] en [Slanke stand] gebruiken als de
instellingen die zijn gespecificeerd voor de zelfopnamemodus.
Raak [
] aan en selecteer de instelling
([Gave huid])
([Slanke stand])
Raak de schuifbalk aan
• U kunt deze instellen op "Uit" of een waarde in het bereik van
[1] tot [10]. Als u de linkerrand van de schuifbalk selecteert ( ),
wordt deze ingesteld op "Uit".
Raak [Exit] aan
●
Als u de AF-modus wijzigt in een andere instelling dan [
huid] en [Slanke stand] niet meer beschikbaar.
2: [Zachte huid]
●
Als een deel van de achtergrond enzovoort een kleur heeft die lijkt op een huidskleur, wordt dit deel
ook verzacht.
●
Deze modus werkt wellicht niet goed bij onvoldoende verlichting.
3: [Zacht tegenlicht]
4: [Scherp tegenlicht]
5: [Ontspannen atmosfeer]
6: [Kindergezicht]
●
Als u het gezicht aanraakt, wordt er een foto gemaakt met de juiste scherpstelling en belichting voor
de aangeraakte plek.
7: [Landschap]
77
Foto's maken die zijn afgestemd op de scène (Scene Guide modus)
Maakt de gezichten van personen
helderder en hun huidtinten zachter.
Laat personen er slanker uitzien.
] (gezichts-/oogdetectie), zijn [Gave
Opnamemodus
Exit
Exit