Afvoer- en toevoerkanaal zodanig door het dakbeschot voeren dat er geen
condenswater in het dakbeschot ontstaat en het geheel luchtdicht is; tevens
het afvoerkanaal tussen de HRC en de dakdoorvoer zodanig uitvoeren dat
oppervlakte condensatie wordt voorkomen. De plaats van de afvoer van de
mechanische ventilatielucht en rioolontluchting zo kiezen t.o.v. de toevoer dat
er geen hinder ontstaat.
De plaats van de toevoerventielen zodanig kiezen dat vervuiling en tocht
worden voorkomen.
A Afvoerventiel ø125 kunststof (MKL) of metaal (EFF-125/ EFF-150/160)
B Toevoerventiel ø125 (TFF-125) of ø160 (TFF-160)
a Spleet onder de deur van 2cm. Voldoende overstroomopeningen aanbrengen,
zie NEN 1087:2018
4.7 Condens afvoer
De HRC dient altijd te worden voorzien van een condens afvoer onder het
toestel. Bij voorkeur wordt een platte droogsifon (artikelnummer: 22700065)
22