Installatievoorschrift
Stook daarom de haard niet kort na een
verbouwing.
2.1 Eerste keer ingebruikname van de haard
Zorg voor extra ventilatie en open alle ramen van
de ruimte tijdens de eerste keer ingebruikstelling
van de haard. Stook de haard enige uren op de
hoogste stand zodat de lak de kans krijgt om uit te
harden en eventuele vrijkomende dampen veilig
worden afgevoerd. Houd kwetsbare personen en
huisdieren buiten deze ruimte tijdens dit proces!
3 Installatie-eisen
3.1 Toestel
Dit toestel mag niet worden ingebouwd in
een chloorhoudende omgeving.
(Zwembaden e.d.)
Dit toestel moet worden ingebouwd in
een bestaande of nieuw te bouwen
boezem.
De besturing (fig. 1.6) is op de bodem van
het krat gemonteerd. Haal deze los en
monteer deze samen met het
besturingskastje en bedieningsluikje op
een zo laag mogelijke positie in de
boezem.
(Zie meegeleverde instructieboekje,
40011721).
(Om schade te voorkomen aan kabels en
leidingen tijdens transport, zijn deze bij
elkaar gebonden d.m.v. tie wraps.
Verwijder deze om een goede werking van
het toestel te waarborgen).
3.2 Boezem
De boezem moet van onbrandbaar
materiaal zijn opgebouwd.
De ruimte boven de haard dient altijd
geventileerd te worden. (m.b.v. de
optionele roosters) of een vergelijkbaar
alternatief met een minimale vrije
doorlaat van 200cm² per rooster.
Gebruik voor de afwerking speciale
sierpleister (min. 100°C bestendig) of
glasvezelbehang om verkleuring en
scheurtjes e.d. te voorkomen, minimale
droogtijd 24 uur per mm aangebrachte
afwerklaag.
De boezemconstructie mag niet rusten op
het inbouwframe van de haard.
11 <
<
<
<
3.3 Eisen afvoer en uitmondingen
Voer altijd een afvoerberekening uit alvorens u
gaat installeren (zie hoofdstuk 11) en plaats de
juiste stuw!
(Standaard is stuw 30mm gemonteerd).
Voor de aan- en afvoer moet u altijd
gebruik maken van de door Faber
voorgeschreven en te leveren
afvoermaterialen. Neem hiervoor contact
op met Glen Dimplex Benelux B.V. (zie
hoofdstuk 1). Alleen met gebruik van deze
materialen kan door Faber een goede
werking worden gegarandeerd.
Het afvoermateriaal (EN 1856-1 T600 N1
D Vm – L20040 O(50)) moet min. 50mm
afstand hebben tot brandbare materialen.
Gerekend vanaf buitenkant afvoer-
materiaal.
Uitmondingen (fig. 1.8)
De gecombineerde aan- en afvoer kan zowel door
de gevel als door het dak uitmonden.
Controleer of de door u gewenste uitmonding
voldoet aan de lokale voorschriften aangaande
hinder en ventilatieopeningen.
Let op!
Voor de goede werking dient de uitmonding
tenminste 0,5m verwijderd te zijn van:
hoeken van het gebouw;
dakoverstekken en balkons;
dakranden (met uitzondering van de
nokrand, zie hoofdstuk 15).
C11, uitmonding via de gevel
Door een gevel of wand uitmondend maakt u
gebruik van een Faber geveldoorvoer.
Afhankelijk van de afvoerberekening kan dit
100/150mm of 130/200mm zijn.
C31, uitmonding via het dak
Door een (vlak)dak uitmondend, maakt u gebruik
van een Faber dakdoorvoer met een diameter van
100/150mm.
C91, bestaande schoorsteen
Op een bestaande schoorsteen maakt u gebruik
van een Faber schoorsteenuitlaat met een
diameter van 100/150mm.
De bestaande schoorsteen functioneert als
luchttoevoer en een door de schoorsteen
getrokken flexibele RVS buis voert de rookgassen
af. De bovenzijde (Faber plakplaat) en onderzijde
(Faber schoorsteenaansluitset) dienen luchtdicht
afgesloten te worden.