Fietsen plaatsen
Schuif de wielgoten tot
halverwege uit en zet ze vast.
Plaats de eerste fiets in de
wielgoten, het dichtst bij de
auto, met het stuur naar links
en de linker trapper naar
beneden.
Verstel de wielgoten zodanig
dat de fiets ongeveer 1 cm
boven de houder zweeft.
Uitschuiven = fiets omhoog;
naar binnen schuiven = fiets
omlaag.
Maak de riempjes los en draai
ze naar beneden.
Positioneer de trapperarm voor de houder. Haak de klem over de
uitstekende stalen nokken. Draai hem nog niet vast.
Zet de riempjes vast.
Verwijder de klem van de
houder.
Verstel de houder zodanig dat
hij tegen de trapperarm aan
ligt en de fiets rechtop staat.
9