1. NOODVOORZIENINGEN
INSTRUCTIE BIJ EEN NOODSITUATIE
1
VOORZIENING
1.
Noodontgrendeling van de deuren aan de buitenzijde
2.
Noodontgrendeling van de deuren aan de binnenzijde
3.
Brandblusser (optioneel)
4.
Noodhamer
Check vóór u gaat rijden de locatie van bovengenoemde noodvoorzieningen en controleer vóór elke
rit of de brandblusser en de noodhamer op de juiste plek aanwezig zijn.
Handmatige noodbediening deuren bij nood of storing
Ontgrendelen van buitenaf:
1.
Trek de rode hendel omhoog om de metrodeuren te ontgrendelen.
2.
Duw de deuren open.
Ontgrendelen van binnenuit:
1.
Trek de rode hendel omhoog om de metrodeuren te ontgrendelen
2.
Duw de deuren open.
De noodontgrendeling van de deuren is tevens voorzien van een slot ter voorkoming van inbraak/ diefstal.
Bij aanvang van de rit opent u het slot met de sleutel. Sluit deze weer als het voertuig niet meer in gebruik is.
Plaats de hendels voor de noodontgrendeling na gebruik weer in de oorspronkelijke
stand. Gebruik de nood ontgrendeling enkel en alleen in geval van nood.
2
3
LOCATIE
Links van de metrodeuren
Rechts van de metrodeuren
Rechtsvoor in de passagierscabine
Bovenaan de linker C-stijl
UITLEG BEDIENINGSPANEEL PASSAGIERSGEDEELTE
Het bedieningspaneel waarmee de verschillende
functies ten behoeve van de passagiers worden
aangestuurd, bevindt zich - afhankelijk van de confi-
guratie van de Civitas - bovenop het dashboard of in
4
een DIN-vak.
VOORZIENING
1
Schakelaar metrodeuren
2
Deursignaal
3
Indicatielamp stopknop
4
Rolstoel-symbool
5
Oprijplateau- symbool
6
Dakventilator (optioneel)
7
Rode signaallamp (optioneel)
8
Binnenverlichting
LOCATIE TANKOPENING
Tribus heeft de diesel tank verplaats naar achteren. In de originele tankdop
ter hoogte van de bestuurdersstoel is een sticker geplakt met de nieuwe
locatie. U kunt tanken via de tankdop naast het achterlicht aan de
bestuurderskant. De adBlue vulopening zit nog wel op de originele locatie.
3 van 25
2. BEDIENINGSPANELEN
3
1
2
LOCATIE
Indrukken voor het openen of sluiten van de metrodeuren.
Of voor het resetten van het noodontgrendelingsignaal.
Lamp brandt als de deuren open staan.
Lamp brandt als een passagier op de stopknop drukt.
Lamp brandt als de rolstoelpassagier op de knop drukt.
Lamp brandt als het oprijplateau is uitgeklapt.
Naar beneden = Aanzuigend
Naar boven = Afzuigend
Midden (neutraal) = Dakventilator is uit
Lamp brandt als de noodontgrendeling van buitenaf is
afgesloten met de sleutel.
Lamp brandt als de deuren zijn geopend. Bij het openen van
de deuren gaat de binnenverlichting fel branden.
10 seconden na het sluiten van de deuren keert deze terug
in de nachtstand verlichting.
HL-100-220531
8
4
5
6
7
4 van 25