Deel 1 - Instellingen op afstand
Camera
Beeldsensor
Configureer de Beeldsensor-instellingen.
• Spiegelen: Selecteer Horizontaal draaien of Verticaal
draaien om het beeld horizontaal of verticaal te
draaien.
18
• Roteren: Selecteer een richting om beelden 90
graden rechtsom of linksom te draaien. Als de
verticale resolutie een kleinere waarde heeft dan
320, wordt deze functie niet ondersteund. Als u deze
functie inschakelt, kunt u lange en smalle ruimten
efficiënter bewaken, zoals passages, doorgangen,
enz. Als de functies Spiegelen en Roteren beide zijn
ingeschakeld, heeft Spiegelen de prioriteit boven
Roteren.
• Roteren: De functie Roteren wordt in- of
uitgeschakeld. Wanneer de functie is ingeschakeld,
worden beelden met een waas aangepast.
• Automatische aanpassing: Als u Automatisch
selecteert, beoordeelt het systeem de
belichtingsomstandigheden en past het de
instellingen automatisch aan. Door Manual te
selecteren, kunt u de instelling handmatig aanpassen.
- Scherpte: Pas het scherpteniveau aan. Als u de
waarde verhoogt, wordt het scherpteniveau ook
hoger. Als u echter een te hoge waarde gebruikt,
kan er ongewenste ruis ontstaan.
- Ruisfilter: Selecteer het ruisfilterniveau. Als u de
waarde verhoogt, vermindert de ruis. Als u echter
een te hoge waarde gebruikt, kunnen de beelden
wazig worden.
- 3DNR: Stel met deze optie in of 3DNR (3D Noise
Reduction) in- of uitgeschakeld moet worden. Als
3DNR is ingeschakeld, wordt het niveau van de
achtergrondstoring verlaagd bij zwakke belichting.
Dit veroorzaakt geen algemeen onduidelijke
beelden, wat kan gebeuren bij het gebruik van
een storingsfilter, maar het kan wel nabeelden
veroorzaken (lag).