BEDRADING
Richtlijnen voor de bekabeling
Doe dit niet:
•
Maak geen scherpe knikken in de kabels.
•
Zorg er bij de plaatsing van de kabels voor dat er geen water in de connectors kan lopen.
•
Plaats de kabels niet direct naast de radar, de zender of naast grote of hoogspanningskabels
en kabels met een hoog frequentiesignaal.
•
Plaats de kabels niet op plekken waar deze mechanische systemen hinderen.
•
Leg geen kabels over scherpe of puntige randen.
Doe dit wel:
•
Maak druipwater- en servicelussen.
•
Gebruik kabelbinders bij alle kabels om ze veilig op hun plaats te houden.
•
Soldeer/krimp en isoleer alle bedradingsaansluitingen die de kabels verlengen of verkorten.
Uitstekende kabels moeten worden voorzien van een passende krimpconnector of dicht
worden gesoldeerd of gesmolten. Verbind kabels op een zo hoog mogelijke plaats om de
kans op onderdompeling in water te minimaliseren.
•
Laat ruimte vrij rondom connectors om het plaatsen en verwijderen van kabels gemakkelijker
te maken.
⚠Waarschuwing:
de stroom ingeschakeld blijft tijdens de installatie bestaat het risico van brand,
elektrische schokken of andere ernstige verwondingen. Zorg dat het voltage van de
stroomvoorziening compatibel is met dat van de eenheid.
⚠Waarschuwing:
worden verbonden met een zekering of een stroomonderbreker (die zo dicht mogelijk
bij de stroomsterkte van de zekering komt). Raadpleeg het gedeelte Specificaties in
deze handleiding voor de aanbevolen stroomsterkte van de zekering.
Schakel de stroom uit voor u met installeren begint. Als
De positieve voedingsdraad (rood) moet altijd met (+) DC
13