geel op wanneer de
deurbelzender wordt
geactiveerd.
Het indicatielampje (1) licht
groen op wanneer de
deurbelzender wordt
geactiveerd, maar de
ontvangers reageren niet.
Het indicatielampje (1)
knippert geel
De deurbel gaat, maar de
deurbelzender wordt niet
geactiveerd.
De ontvangers in het systeem
geven signalen zonder dat er
iets aan de hand is.
Zie de appendix voor meer Nederlandstalige informatie over het product.
1. Indicatielampje voor zowel zenden als batterij. Zie Indicaties en signalen voor meer informatie
2. Testknop/drukknop
3. Batterijdeksel
4. Microfoon
5. Wandbeugel
6. Signaalschakelaar
7. Radiotoetsschakelaar
8. Programmeerschakelaar die in de stand "Normal" moet blijven
9. Externe-microfoonaansluiting
(alkaline) of 6F22 (lithium).
• Controleer de batterij in de ontvanger.
• Controleer of de ontvangers niet te ver verwijderd zijn door ze dichter
bij de zender te plaatsen.
• Controleer of de deurbelzender op de juiste radiotoets is ingesteld.
Zie Functie/Radiotoets voor meer informatie.
• Zorg ervoor dat het stil is in de buurt van de deurbelzender.
• Indien de foutmelding wordt veroorzaakt door een elektromagnetisch
veld van bijvoorbeeld een inductielus, dient u de magneetspoel uit te
schakelen.
• Koppel de externe microfoon af als deze defect is.
• Beweeg de deurbelzender naar de deurbel toe en er verder van af. De
normale afstand is maximaal 3 cm vanaf de deurbel.
• Probeer de deurbelzender te trainen voor het relevante geluid van de
deurbel. Zie Functie/Geluidstraining.
• Geeft de deurbel een geluid dat aanzienlijk varieert in sterkte en/of
toon? In dat geval kan het moeilijk zijn om deze deurbel te detecteren
met behulp van de trainingsfunctie. Probeer of de deurbelzender beter
werkt met de standaarddetectie. Voor meer informatie, zie Functie/Het
getrainde geluid resetten.
• Wijzig de radiotoets op alle eenheden in het systeem. Zie
Functie/Radiotoets, voor meer informatie.
• Probeer de deurbelzender te trainen voor het relevante geluid van de
deurbel. Zie Functie/Geluidstraining.