Koelen (COOL)
• Deze functie wordt gebruikt voor het koelen van de ruimte.
Ontvochtigen (DRY)
• Deze functie wordt gebruikt bij geleidelijke koeling en tegelijkertijd met het ontvochtigen van
de ruimte.
• De ruimte kan niet verwarmd worden tijdens het ontvochtigen.
• Gedurende de ontvochtiging (DRY) functie werkt de ventilator van de airconditioner op lage
snelheid om de gewenste ontvochtiging te bereiken. De ventilator stopt af en toe. De ventilator zal
op lage snelheid gaan draaien als de luchtvochtigheid toeneemt.
• De luchtsnelheid kan niet handmatig gewijzigd worden tijdens de ontvochtiging (DRY) functie.
Circuleren (F N)
• Wordt gebruikt om lucht door de ruimte te laten circuleren.
Tijdens verwarmen
Stel de thermostaat hoger in dan de ruimtetemeratuur. De functie verwarmen werkt niet als de
temperatuur lager is ingesteld dan de ruimtetemperatuur.
Tijdens koelen/ontvochtigen
Stel de thermostaat lager in dan de ruimtetemperatuur. De functie koelen/ontvochtigen werkt niet
als de thermostaat hoger ingesteld is dan de actuele ruimtetemperatuur (in de stand koelen werkt
alleen de ventilator).
Tijdens circuleren
De koel- en verwarmingsfunctie werken niet tijdens het circuleren.
13. Timerfunctie
Zorg dat de afstandsbediening op de juiste tijd is ingesteld voor het gebruik van de timerfunctie.
In- en uitschakelen van de timerfunctie
1. Druk op de ST RT/STOP-toets (als de airconditioner al in werking is, ga naar stap 2). Het rode
lampje op de airconditioner gaat branden.
2. Druk op de TIMER MODE-toets om de OFF TIMER of de ON TIMER te selecteren. Iedere keer als
de toets wordt ingedrukt, verandert de functie in de onderstaande volgorde:
Het groene lampje op de airconditioner gaat branden.
3. Gebruik de TIMER SET-toets voor het instellen van de OFF TIME of de ON TIME. Stel de tijd in
als de display knippert (tijdsduur 5 seconden). + toets: Druk deze toets in om de tijd vooruit te
zetten. - toets: Druk deze toets in om de tijd terug te zetten. Na 5 seconden verschijnen de eerder
ingestelde functies weer op display.
18