8 Test uitvoeren
De bijgehouden waarde wordt automatisch na ca. 10 seconden verwijderd, nadat
er geen spanning meer aanligt aan de teststaven. Dit wordt aangegeven door een
kort akoestisch signaal.
Spanningen onder 6 V AC/DC kunnen niet worden bijgehouden, in het LC-display
verschijnt ----.
Bescherming van de teststaven / vergroting van de teststaven
demonteren / monteren
De bescherming van de teststaven en de vergroting van de teststaven kunnen
indien nodig gedemonteerd / gemonteerd worden.
Opgelet: Het gebruik van de bescherming van de teststaven kan al naargelang
nationale voorschriften of richtlijnen zijn vereist!
>
Bescherming van de teststaven: Op de teststaven steken resp. eraf trekken.
>
Vergroting van de teststaven: Op de teststaven schroeven resp. eraf
schroeven.
8.2. Spanningscontrole
>
Beide teststaven verbinden met het testobject.
-
Het apparaat schakelt zich bij een spanning vanaf ongeveer 6 V automatisch
in.
-
De spanning wordt in het LC-display weergegeven.
-
Bij gelijkspanningen wordt de polariteit van de weergegeven spanning
relatief ten opzichte van de teststaaf van de spanningsmeter weergegeven.
-
Bij het bereiken of overschrijden van de veiligheids-laagspanningsgrens (50 V
wisselspanning / 120 V gelijkspanning) weerklinkt een akoestisch signaal,
brandt de rode led en in het LC-display brandt
8.3. Eenpolige fasecontrole (alleen
testo 755-2)
De eenpolige fasecontrole is mogelijk bij wisselspanningen vanaf ca. 90 V.
Tijdens de eenpolige fasecontrole voor de vaststelling van buitengeleiders kan de
indicatiefunctie worden beïnvloed, bijvoorbeeld door isolerende persoonlijke
beschermende uitrusting of door andere isolaties.
De eenpolige fasecontrole is niet geschikt voor de controle van de
spanningsvrijheid, daarvoor is een tweepolige spanningscontrole vereist.
>
Een teststaaf van de spanningsmeter verbinden met het testobject.
-
licht op als het bij de geteste geleider om de fase gaat.
8.4. Stroommeting
Sterke storingsbronnen in de buurt leiden tot een instabiele indicatie
en tot meetfouten.
✓
Er mag geen spanning op de teststaven staan, zodat het apparaat omschakelt
naar de stroommeetmodus.
>
De vork van het apparaat tot aan de sensorzone over de stroomgeleidende
geleider schuiven.
12
.