Inbedrijfname
Voedingsspanning inschakelen
Controleer of de niveauelektrode conform het aansluitschema is aangesloten (Fig. 10, 11) en schakel
de voedingsspanning van de aangesloten niveauschakelaar/regelaar in.
Meetbereik controleren.
Controleer voordat u de niveauelektrode in bedrijf neemt, of het ingestelde actieve meetbereik over-
eenkomt met de toepassingsomstandigheden in de installatie.
Meetspanningen controleren
In het stekkerhuis o kan tussen de klemmen "3" en "M" de voedingsspanning worden gemeten. De
spanning moet 12 VDC zijn. Wanneer deze spanning niet aanwezig is, controleer dan de aangesloten
niveauschakelaar/niveauregelaar.
De niveauproportionele meetspanning UM kan tussen de klemmen "1" (+) en "M" (-) worden gemeten.
Verhoog het niveau tot het hoogste punt (volledig ondergedompeld) van het gekozen (actieve) meetbe-
reik ( b ij v . 1000 mm) en meet de spanning.
Vergelijk deze waarde met de waarde in het bijbehorende diagram. (In diagram u is UM bij 1000 mm
4,6 V). De volgende waarden moeten in ieder geval worden gemeten:
niveauelektrode geheel vrij: UM ≥ 0 V, niveauelektrode volledig ondergedompeld: UM ≤ 7 V DC
Wanneer bij een ondergedompelde niveauelektrode UM = 0 V of UM > 7 V DC wordt gemeten, vervang
dan de niveauelektroden.
Opmerking
Wanneer de meetpunten van de elektrode in koude toestand ingesteld worden,
verschuiven de meetpunten bij warmte-inwerking vanwege de lengte-uitzetting van de
elektrodestaaf. Een correctie van de instellingen is noodzakelijk.
17