7
Installeer de tonerafvaleenheid (TCU).
7.1
8.3
Knijp de zijkanten van het lipje in en schuif vervolgens
om de papierbreedte aan te passen.
9
Initialiseer de printer.
PAS OP:
Sluit de netwerkkabel niet aan op dit moment.
9.1
Sluit het netsnoer aan op de printer en het
wandstopcontact (1).
BELANGRIJK:
Gebruik de aan-uitschakelaar van
de printer om de printer in te schakelen (2).
9.4
Druk een configuratiepagina af
om ervoor te zorgen dat de printer
goed werkt.
OPMERKING:
Markeer de afgedrukte
pagina met een '1' om de eerste
initialisatie aan te geven.
8
Plaats papier in lade 2.
OPMERKING:
Er wordt papier gebruikt om configuratievellen af te drukken als dat nodig is
(Letter of A4).
8.1
8.4
Plaats het papier.
OPMERKING:
A4- of Letter-papier moet met de lange zijde van het papier
aan de rechterkant van de lade worden geplaatst, zoals weergegeven.
9.2
8.2
Duw omlaag op het blauwe lipje in de achterkant van
de lade. Tegelijkertijd knijpt u het blauwe lipje in de
voorkant van de lade in en schuift u om aan te passen
aan de goede papierlengte. Beide lipjes zijn met een
veer gespannen en vergrendelen zodra ze worden
losgelaten.
9.3
Volg de prompts op het bedieningspaneel om de
instellingen voor land/regio, taal, datum en tijd in
te stellen.
OPMERKING:
Wacht 5-10 minuten totdat de printer
de initialisatieprocessen automatisch heeft voltooid.