Automatische ontdooiing
Bij lage omgevingstemperaturen, kan de verdamper bevriezen.
Het apparaat voert dan een automatische ontdooiing uit.
De compressor schakelt uit en de ventilator draait door, tot het
ontdooien is afgerond. De duur van het ontdooien kan variëren.
Schakel het apparaat tijdens het automatisch ontdooien niet uit.
Trek de netstekker niet uit het stopcontact.
Memory-functie
Bij korte netonderbrekingen onthoudt het apparaat de
programmering van de instelwaarde voor de luchtvochtigheid.
De voorgeprogrammeerde start- en stoptijden voor het
automatisch bedrijf worden niet opgeslagen.
Buiten gebruik stellen
Waarschuwing voor elektrische spanning
Raak de netstekker niet aan met vochtige of natte
handen.
• Schakel het apparaat uit.
• De netstekker van het netsnoer uit het stopcontact trekken
door de stekker vast te pakken.
• Verwijder indien nodig de condensafvoerslang en de hierin
aanwezige restvloeistof.
• Indien nodig het condensreservoir legen.
• Reinig het apparaat volgens het hoofdstuk onderhoud.
• Het apparaat opslaan volgens het hoofdstuk transport en
opslag.
Defecten en storingen
Het apparaat is tijdens de productie meerdere keren op een
goede werking getest. Mochten er desondanks storingen
ontstaan, controleer het apparaat dan op basis van de volgende
lijst.
Het apparaat start niet:
• Controleer de netaansluiting.
• Controleer het netsnoer op beschadigingen.
• Controleer de afzekering van de gebouwinstallatie.
• Controleer het vulpeil van condensopvangbak, deze indien
nodig leegmaken. De LED FULL (12) mag niet branden.
• Laat een elektrische controle uitvoeren door een
gespecialiseerd bedrijf op het gebied van koel- en
koudetechniek of door Trotec.
Het apparaat werkt, maar er is geen condensvorming:
• Controleer of het condensafvoerslang goed vastzit.
• Controleer de ruimtetemperatuur. Houd rekening met het
toegestane werkbereik van het apparaat volgens de
technische gegevens.
• Controleer of de relatieve luchtvochtigheid overeenkomt
met de technische gegevens.
10
• Controleer de vooringestelde gewenste luchtvochtigheid.
De luchtvochtigheid in de opstelruimte moet minimaal 3 %
boven de instelwaarde liggen. Verlaag evt. de
vooringestelde gewenste luchtvochtigheid.
• Controleer de condenspomp op een probleemloze werking,
resp. op ongebruikelijke trillingen en geluiden. Verwijder
uitwendige vervuilingen (zie hoofdstuk onderhoud).
• Controleer het luchtfilter op vervuilingen. Indien nodig het
luchtfilter reinigen, resp. vervangen (zie het hoofdstuk
onderhoud).
• Controleer de condensor en de condenspomp uitwendig op
vervuilingen (zie hoofdstuk onderhoud). Laat een inwendig
vervuild apparaat reinigen door een gespecialiseerd bedrijf
of door Trotec.
Het apparaat maakt herrie, resp. trilt:
• Controleer het luchtfilter op vervuilingen. Indien nodig het
luchtfilter reinigen, resp. vervangen (zie het hoofdstuk
onderhoud).
• Controleer of het apparaat rechtop en stabiel staat.
Het apparaat wordt zeer heet, maakt herrie, resp. verliest
capaciteit:
• Controleer de luchtinlaten en het luchtfilter op vervuilingen.
Verwijder uitwendige vervuilingen.
• Controleer het inwendige van het apparaat en vooral de
ventilator, de ventilatorbehuizing, de verdamper condensor
en de condenspomp uitwendig op vervuilingen (zie het
hoofdstuk onderhoud). Laat een inwendig vervuild
apparaat reinigen door een gespecialiseerd bedrijf op het
gebied van koel- en koudetechniek of door Trotec.
Werkt uw apparaat na deze controles nog niet
probleemloos?
Neem contact op met de klantenservice. Breng het apparaat
indien nodig voor reparatie naar een gespecialiseerd bedrijf op
het gebied van koel- en koudetechniek of naar Trotec.
Foutcodes
Voor het toepassen van de correcte fouttabel eerst de
softwareversie aflezen op de segmentweergave (10) bij het
starten van het apparaat.
Op de segmentweergave (10) kunnen de volgende
foutmeldingen worden weergegeven:
condensdroger DH 25 S / DH 65 S
NL