Bedieningshandleiding
Veiligheidssensor
4. Elektrische aansluiting
4.1 Algemene opmerkingen betreffende de elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting mag uitsluitend in spanningsloze
toestand door gemachtigd en gekwalificeerd personeel
uitgevoerd worden.
Neem de opgegeven aderkleuren in acht voor het aansluiten van de
veiligheidssensoren.
4.2 Contactvarianten
De contactpositie toont de sensor in bediende toestand bij gesloten
veiligheidsdeur. Bij veiligheidssensoren met LED brandt de LED als de
veiligheidsdeur gesloten is. De contactconfiguraties van de uitvoeringen
met of zonder LED zijn identiek.
BNS 33S-12Z(G)
GY S13
S14 PK
GN S21
S22 YE
S32 BN
WH S31
4.3 Aansluiting
De veiligheidssensor BNS 33S-12Z is geschikt voor gebruik met
veiligheidsmodules, die via NO/NG veiligheidsingangen of NG/NG
veiligheidsingangen aangestuurd worden.
Bij deze versies is de optionele LED in het circuit S21-S22
geïntegreerd.
Aansluiting op een veiligheidsmodule met NO/NG ingangen:
Maakcontact:
S13–S14 aan de NO ingang van de
veiligheidsmodule
(veiligheidsmodule AES: klem S13–S14)
Verbreekcontact: S21–S22 aan NG ingang S21–S22 van de
veiligheidsmodule
(veiligheidsmodule AES: klem S21–S22)
Verbreekcontact: S31 – S32 kan als signaalcontact gebruikt worden
Aansluiting op een veiligheidsmodule met NG/NG ingangen:
Verbreekcontact: S21–S22 aan de 1de NG ingang van de
veiligheidsmodule
(veiligheidsmodule AES: klem S11–S12)
Verbreekcontact: S31–S32 aan de 2de NG ingang van de
veiligheidsmodule
(veiligheidsmodule AES: klem S21–S22)
Maakcontact:
S13 – S14 kan als signaalcontact gebruikt worden
Meer informatie voor het kiezen van geschikte
veiligheidsmodules vindt u in de Schmersal catalogi of in de
online catalogus: www.schmersal.net.
Technisch gesproken kunnen meerdere veiligheidssensoren aan een
veiligheidsmodule AES/SRB aangesloten worden. Voor het aansluiten
van meerdere veiligheidssensoren (controleren of dit toegelaten is!)
worden de maakcontacten parallel en de verbreekcontacten in serie
geschakeld. Om tot 4 veiligheidssensoren als NC/NO versie aan te
sluiten, kan de ingangsuitbreidingsmodule Protect-IE-11 of -02 of
PROTECT-PE-11 (-AN) of -02 (AN) gebruikt worden.
Veiligheidssensoren met LED mogen, uitgezonderd de
ingangsuitbreidingsmodule Protect-IE of Protect-PE, niet in serie
geschakeld worden. De lichtsterkte neemt hierdoor sterk af en de
spanning kan onder de minimum ingangsspanning van de eraan
geschakelde veiligheidsmodule vallen. n veiligheidsmodule worden
geschakeld houd dan rekening met een eventueel verminderde
foutdekkingsgraad (DC, Diagnostic Coverage).
4
5. Gebruik en onderhoud
5.1 Functietest
De veiligheidsfunctie van de veiligheidsschakelaar moet getest worden.
Hierbij moet vooraf het volgende gegarandeerd zijn:
1. juiste bevestiging van sensor en bediensleutel
2. Juiste bevestiging en goede conditie van de voedingskabel
3. het systeem is vrij van vuil en vreemde onderdelen (vooral metaalspanen)
5.2 Onderhoud
Bij een correcte installatie en doelmatig gebruik vereist de
veiligheidssensor geen onderhoud.
Wij raden een regelmatige visuele inspectie en functietest aan, inclusief
de volgende stappen:
• Bevestiging van de bediensleutel en de veiligheidssensor controleren
• Eventueel aanwezige metaalspanen verwijderen
• Voedingskabel op eventuele beschadigingen controleren
Tijdens alle bedrijfsmatige levensfasen van de
veiligheidsschakelcomponent moeten constructief
en organisatorisch geschikte maatregelen voor de
manipulatiebeveiliging of tegen het manipuleren van de
veiligheidsvoorziening, bijvoorbeeld door het gebruik van
een vervangende bediensleutel, getroffen worden.
Beschadigde of defecte componenten moeten onmiddellijk
vervangen worden.
6. Demontage en afvalverwijdering
6.1 Demontage
De veiligheidsschakelaar mag uitsluitend in spanningsloze toestand
gedemonteerd worden.
6.2 Afvalverwijdering
De veiligheidscomponent moet op een correcte manier volgens de
geldende nationale voorschriften en wetgevingen afgevoerd worden.
NL
BNS 33S