2.1) Elektrische aansluitingen
Op de aansluitingen van de motor moet een omnipolaire ontkoppelingsinrichting van het elektriciteitsnet aanwezig
zijn waarvan de contacten tenminste 3 mm uit elkaar staan (stroomafsluiter of stekker en contactdoos etc.).
Houd u nauwgezet aan de aanwijzingen voor de aansluitingen zoals die voorzien zijn; waag u in geval van twijfel niet
aan experimenten, maar raadpleeg de daarvoor bestemde gespecificeerde technische bladen die ook op de site
www.niceforyou.com beschikbaar zijn. Een verkeerd uitgevoerde aansluiting kan storingen of gevaarlijke situaties veroorzaken.
De kabel voor de elektrische aansluitingen van de motor NEOPLUS-M en NEOPLUS-L heeft 6 draden; 3 draden (geel etiket) dienen voor de
stroomvoorziening van het elektriciteitsnet en 3 draden (groen etiket) dienen voor de instructiesignalen.
U gelieve onderstaand schema voor de elektrische aansluitingen te raadplegen. Het aansluitmateriaal wordt niet met het product meegeleverd.
2.1.1) Stroomvoorziening van elektriciteitsnet (Bruin + Blauw + Geel/Groen):
De stroomvoorziening van elektriciteitsnet moet aangesloten worden op de draden: Bruin (Fase); Blauw (Nulleider) en Geel/Groen (Aarde).
Sluit om geen enkele reden de stroomvoorziening van het elektriciteitsnet (230V of 120V) op de andere draden aan.
2.1.2) Ingang "Stap-voor-Stap"(Wit + Zwart/Wit):
Om de automatisering met de hand te kunnen bedienen is het mogelijk een eenvoudig toetscontact tussen de draden Wit (ingang Stap-voor-
Stap) en Zwart/Wit (Gemeenschappelijk) aan te brengen. Het automatisme volgt de reeks: omhoog-stop-omlaag-stop. Als u langer dan 3
seconden (maar korter dan 10 seconden) op de toets drukt, wordt er altijd een manoeuvre naar omhoog (overeenkomende met de toets ▲
van de zenders) geactiveerd. Als u langer dan 10 seconden op de toets drukt, wordt er altijd een manoeuvre naar omlaag geactiveerd (over-
eenkomende met de toets ▼). Dit kan nuttig zijn om meerdere motoren op dezelfde manoeuvre te "synchroniseren", onafhankelijk van de
stand waarin ze zich bevonden.
2.1.3) Ingang "TTBUS" (Wit + Zwart/Wit):
De "TTBUS" is een bus die ontwikkeld is om motoren of besturingseenheden afzonderlijk aan te kunnen sturen. Met de Bus kunt u maximaal
255 inrichtingen afzonderlijk aansturen door deze eenvoudigweg met 2 enkele draden parallel aan te sluiten. Verdere informatie vindt u in de
gebruiksaanwijzingen bij de producten die met de TTBUS compatibel zijn. Op de ingang TTBUS kunt u een programmeerinrichting TTP of
TTI aansluiten waardoor het mogelijk is de programmeer- en beheerwerkzaamheden van de installaties te vereenvoudigen; voor verdere infor-
matie gelieve u de handleidingen in kwestie te raadplegen.
2.1.4) Ingang "Klimaatsensoren" (Oranje/Wit + Zwart/Wit):
Op de ingang "Klimaatsensoren" kunt u tussen de draden Oranje/Wit (ingang Klimaatsensoren) en Zwart/Wit (Gemeenschappelijk), een een-
voudige windsensor (anemometer) aansluiten: VOLO, of speciale wind-/zonsensoren: VOLO-S en VOLO-ST; of wind-/zon-/regensensor:
VOLO-SR. Eén sensor kan maximaal 5 motoren of besturingseenheden aansturen, waarbij die parallel geschakeld worden; u dient de pola-
riteit daarbij in acht te nemen: op de motoren dient de draad Zwart/Wit verbonden te worden met de Zwart/Wit en de Oranje/Wit met de
Oranje/Wit.
2.2) 2.2) Richting uitgang kabel
(dit hoofdstuk heeft alleen betrekking op de uitvoering NEOPLUS L).
Indien u de richting van de uitgang van de kabel zou willen verande-
ren, dient u als volgt te werk te gaan:
1. Trek de bescherming naar buiten weg.
2. Buig de kabel in de gewenste richting.
3. Breng de bescherming aan door zekrachtig op haar plaats te
duwen.
Geel
etiket
Groen
etiket
L
N
Betekenis kleuren draden:
Stroomvoorziening van elektriciteitsnet
Bruin
Blauw
Geel/Groen
Instructiesignalen
Zwart/Wit
Wit
Oranje/Wit
= Fase
= Nulleider
= Aarde
= Gemeenschappelijk (0V)
= St-v-St. + "TTBUS"
= Klimaatsensoren
63
NL