• De spanningstester mag alleen binnen het opgegeven
nominale spanningsbereik en in elektrische installaties tot
400 V worden gebruikt.
• De spanningstester mag alleen in stroomcircuits uit de
overspanningscategorie CAT III met max. 400 V geleiders
ten opzichte van aarde worden gebruikt.
• Bij het gebruik van de spanningstester de meetpennen niet
aanraken en het apparaat alleen vasthouden aan de
geïsoleerde grepen.
• Test op locaties met veel achtergrondgeluid voor het
gebruik van het apparaat! of de akoestische signalen van
het apparaat waarneembaar zijn.
• Uit technische overwegingen kan het apparaat onder 6V
AC/DC geen spanningen weergeven.
• Houd rekening met de toegestane maximale inschakelduur
van 30 seconden bij een spanningscontrole. Het apparaat
mag niet langer dan 30 seconden worden aangesloten op
spanningen.
• Om technische redenen moet het apparaat na elke
spanningscontrole 10 minuten rusten. Het apparaat mag
pas na de rusttijd van 10 minuten weer voor de volgende
spanningscontrole worden gebruikt.
• Ter bescherming tegen letsel, na elk gebruik van het
apparaat de meegeleverde meetpenbescherming op de
beide meetpennen schroeven.
• Afhankelijk van de inwendige impedantie van de
spanningstester zijn er bij de aanwezigheid van
stoorspanningen verschillende mogelijkheden voor de
weergave "Bedrijfsspanning aanwezig" of
"Bedrijfsspanning niet aanwezig".
• Een spanningstester met een relatief lage inwendige
impedantie zal in vergelijking met een referentiewaarde
van 100 kΩ niet alle stoorspanningen met een
oorspronkelijke waarde boven ELV (extra low voltage)
weergeven. Bij contact met de te controleren
installatieonderdelen kan de spanningstester de
stoorspanningen door ontlading kortstondig tot een niveau
onder ELV verlagen. Na het verwijderen van de
spanningstester zal de stoorspanning echter de
oorspronkelijk waarde weer aannemen.
NL
• Verschijnt de indicatie "Spanning aanwezig" niet, wordt
dringend aanbevolen, vóór aanvang van de
werkzaamheden de aardingsinrichting te activeren.
• Een spanningstester met een relatief lage inwendige
impedantie zal in vergelijking met een referentiewaarde
van 100 kΩ bij aanwezige stoorspanningen
"Bedrijfsspanning niet aanwezig" niet eenduidig
weergeven.
• Verschijnt de indicatie "Spanning aanwezig" bij een
onderdeel waarvan wordt aangenomen dat het gescheiden
is van de installatie, met extra maatregelen (bijv. het
gebruik van een andere geschikte spanningstester, visuele
controle van het scheidingspunt in het elektrisch net, etc.)
de toestand "Bedrijfsspanning niet aanwezig" van het te
controleren installatieonderdeel bewijzen en vaststellen dat
de door de spanningstester weergegeven spanning een
stoorspanning is.
• Een spanningstester met opgave van twee waarden van de
inwendige impedantie heeft de controle van de uitvoering
voor behandeling van stoorspanningen doorstaan en is
(binnen de technische grenzen) in staat bedrijfsspanning
van stoorspanning te onderscheiden en het aanwezige
spanningstype direct of indirect weer te geven.
• Houd rekening met de opslag- en
gebruiksomstandigheden (zie technische gegevens).
Bedoeld gebruik
Gebruik het apparaat uitsluitend voor de weergave van 12 tot
400 V DC en 12 tot 400 V AC, volgens de technische gegevens.
Het apparaat mag worden gebruikt bij installaties uit
overspanningscategorie 3 (CAT III = huisinstallaties).
Voor het bedoeld gebruik van het apparaat uitsluitend door
Trotec goedgekeurde accessoires, resp. door Trotec
goedgekeurde reserveonderdelen gebruiken.
Voorspelbaar verkeerd gebruik
Gebruik het apparaat niet in zones met explosiegevaar, bij
nattigheid of hoge luchtvochtigheid.
Eigenhandige aan- of ombouwwerkzaamheden aan het
apparaat zijn verboden.
spanningstester BE17
3