2.4g Benaming sensoren en instellen alarmgrenzen etc.
Start met het controleren of de installatie van de sensorenodes
succesvol was.
Onder 'Instellingen' en vervolgens 'Vaste sensoren' is een lijst
te vinden van alle geïnstalleerde sensornodes.
Beschrijving
In bovenstaand voorbeeld zijn 2 sensornodes en 1 router
geïnstalleerd.
ID: ID van de sensornode
Id: Serienummer van de sensornode
Sensornaam: Een naam voor de node die aangeeft wat geme-
ten wordt, zoals bijvoorbeeld 'Zuivelmeubel' .
Type sensor: Altijd Pt1000
Naam sensor: Een naam voor de sensor die beschrijft waar de
sensor zich bevindt het koelobject, zoals bijvoorbeeld 'Sectie 2' .
Status sensor: Actief – Sensornode is in bedrijf
Inactief – Meetgegevens worden niet opgesla-
gen en er worden geen alarmen gegenereerd.
Min. temp. alarm: Laag alarmlimiet
Max. temp. alarm: Hoog alarmlimiet
Vertraging temp.alarm: Het aantal meetintervallen waarna
een temperatuuralarm wordt gegenereerd.
Vertraging batterijalarm: Het aantal meetintervallen waarna
een batterijalarm wordt gegenereerd.
Router: Geeft aan of de sensornode een router is
Aantal comm.paden: Geeft aan hoeveel communicatiepaden
deze sensornode nodig gebruikt naar de centrale unit.
Zie ook pagina 9 'Weergeven routing' .
Meetinterval: Geeft aan hoe vaak de sensornode een meting
naar de centrale unit stuurt. Standaardinstelling is 0 minuten.
Start: Tijd waarop de node begint met het versturen van
metingen naar de centrale unit.
Stop: tijd waarop de node stopt met het versturen van metin-
gen naar de centrale unit.
Actie:
Verwijder – Selecteer 'Verwijder' om een defecte node te
verwijderen. Vervang – Selecteer 'Vervang' om een defecte
node te vervangen. De nieuwe node krijgt dezelfde naam en
instellingen als de verwijderde node.
LET OP! Deze actie wordt alleen gebruikt om een
defecte node te verwijderen of vervangen.
Voor normaal verwijderen zie pagina 26.
Handleiding RS8ET210 © Danfoss 10-2007
2