4.2 De snelheid aanpassen
De maximale snelheid van de rolstoel kan door de gebruiker aan
zijn of haar persoonlijke behoeften en omgeving worden aangepast.
De huidige ingestelde maximumsnelheid wordt weergegeven op
het snelheidsdisplay van de rolstoel en kan hier ook vooraf worden
ingesteld. Fijnafstelling van de maximale snelheid op de IDC is
mogelijk met de snelheidspotentiometer (1). Daarnaast wordt de
snelheid verhoogd naarmate de rijknop verder wordt ingedrukt.
4.3 De rolstoel bedienen met de IDC
1.
Schakel de rolstoel in via de masterbedieningskast. De schermen
op de bedieningskast gaan aan. Stel de snelheid in, indien nodig.
2.
Selecteer bediening door de begeleider via de schakelknop op de
IDC. Er kan met de rolstoel worden gereden.
3.
Stel de rijsnelheid in (snelheidspotentiometer — zie 4.2 De
snelheid aanpassen, pagina 11)
4.
Druk op de rijknop om te zorgen dat de rolstoel in beweging
komt.
5.
Stel de maximumsnelheid in op uw loopsnelheid.
1521483-C
U kunt instellen of de rolstoel vooruit of achteruit moet rijden door
op de schakelknop voor vooruit of achteruit (1) te drukken. Als de
achteruitversnelling is geselecteerd, gaat de pijl (2) branden.
4.3.1 De rolstoel besturen
Het elektronische systeem in de handgreep (1) registreert de
handbeweging van de begeleider. Lichte druk op de handgreep
naar links of rechts wordt vertaald in een rijopdracht voor de
achterwielen, zodat bochten kunnen worden gemaakt zonder dat
dit veel kracht kost.
Gebruik
11