1
Algemene veiligheidsmaatregelen
VOORZICHTIG
Glycol absorbeert water vanuit de omgeving. Voeg daarom
GEEN glycol toe dat aan de lucht blootgesteld is geweest.
Als de glycoltank niet met de dop wordt gesloten, neemt de
concentratie aan weter toe. De glycolconcentratie is dan
lager dan aangenomen. Als gevolg kunnen de hydraulis-
chec componenten bevriezen. Neem preventieve maatre-
gelen om verregaand te vermijden dat glycol aan de lucht
wordt blootgesteld.
VOORZICHTIG
Gebruik alleen propyleenglycol inclusief de noodzakelijke
inhibitoren geklassificeerd als categorie III conform
EN 1717.
VOORZICHTIG
▪ Als er een overdruk optreedt zet het systeem iets vloei-
stof via de drukontlastingsklep vrij. Als er glycol aan het
systeem is toegevoegd, dienen er geschikte maatrege-
len te worden genomen om het glycol veilig op te van-
gen.
▪ Zorg er in ieder geval voor dat de slang van de drukont-
lastingsklep ALTIJD vrij is om de druk af te laten. Zorg
ervoor dat er geen water in de slang achterblijft en/of
bevriest.
1.2.4
Elektrische installatie
▪ De elektrische installatie mag uitsluitend worden aangelegd door
elektrotechnisch deskundig personeel met inachtneming van de
van toepassing zijnde elektrotechnische richtlijnen en de voor-
schriften van het elektriciteitsbedrijf.
▪ Vergelijk voor het aansluiten van de stroomtoevoer de netspan-
ning op het typeplaatje van de verwarmingsinstallatie met de voe-
dingsspanning.
▪ Scheid de voeding alvorens werkzaamheden aan onder spanning
staande onderdelen uit te voeren (schakel de hoofdschakelaar en
de zekering uit en borg deze tegen onbedoeld herinschakelen).
▪ Breng na het voltooien van de werkzaamheden toestelbekleding
en onderhoudskleppen onmiddellijk weer aan.
1.2.5
Vereisten aan het verwarmings- en
boilerwater
Schade door afzettingen en corrosie voorkomen: ter vermijding van
corrosieproducten en afzettingen, de desbetreffende regels van de
techniek in acht nemen.
Minimumvereisten voor de kwaliteit van vul- en aanvulwater:
▪ Waterhardheid (calcium en magnesium, berekend als calciumcar-
bonaat): ≤ 3 mmol/l
▪ Geleidbaarheid: ≤ 1500 (ideaal: ≤ 100) μS/cm
▪ Chloride: ≤ 250 mg/l
▪ Sulfaat: ≤ 250 mg/l
▪ pH-waarde: 6,5- 8,5
INFORMATIE
Om voor vorstbescherming bij stroomuitval te zorgen kan
er glycol aan het verwarmingscircuit toegevoegd worden.
Neem hiervoor de aanwijzingen in
Bij vul- en aanvulwater dat zeer hard is (>3 mmol/l - som van calci-
um- en magnesiumconcentraties, berekend als calciumcarbonaat)
moeten er maatregelen voor onzilting, ontharding of stabilisatie van
de hardheid worden genomen. Wij adviseren Fernox kalk- en corro-
siebeschermingsmiddel KSK. Bij andere van de minimum eisen af-
wijkende eigenschappen zijn er geschikte conditioneringsmaatrege-
len noodzakelijk om aan de vereiste waterkwaliteit te voldoen.
Installatiehandleiding
6
Hfst. 3.8.4
in acht.
Het gebruik van vul- en aanvulwater dat niet aan de vermelde kwali-
teitsvereisten voldoet, kan een duidelijk verkorte levensduur van het
apparaat veroorzaken. Alleen de exploitant is hiervoor verantwoor-
delijk.
1.2.6
Verwarmingsinstallatie en sanitairzijdige
aansluiting
▪ Installeer de verwarmingsinstallatie in overeenstemming met de
veiligheidsvoorschriften van EN 12828.
▪ De wateraansluiting moet aan de eisen van EN 12897 voldoen.
Bovendien moet acht worden geslagen op de vereisten van
▪ EN 1717 – Bescherming tegen verontreiniging van drinkwater in
waterinstallaties en algemene eisen voor inrichtingen ter voor-
koming van verontreiniging door terugstroming (Protection
against pollution of potable water installations and general re-
quirements of devices to prevent pollution by backflow)
▪ EN 61770 – Elektrische toestellen verbonden met het waterlei-
dingnet - Voorkomen van terughevelen van niet-drinkbaar water
naar het net en het falen van slangstellen (Electric appliances
connected to the water mains – Avoidance of backsiphonage
and failure of hose-sets)
▪ EN 806 – Eisen voor drinkwaterinstallaties voor gebouwen
(Specifications for installations inside buildings conveying water
for human consumption)
▪ en aanvullend, de wetgeving in het land van gebruik.
Bij de werking van de binnenunit kan de boilertemperatuur boven de
65 °C komen te liggen.
▪ Bij de installatie van het systeem moet daarom een verbrandings-
bescherming (warmwater-mengvoorziening, bijv. VTA32) gemon-
teerd worden.
Als de binnenunit op een verwarmingssysteem wordt aangesloten
waarin buizen, stalen verwarmingselementen of niet tegen diffusie
beveiligde buizen voor vloerverwarming voorkomen, is het mogelijk
dat slib, spaanders of vijlsel in de warmwaterboiler terechtkomen en
verstopping, plaatselijke oververhitting en corrosieschade veroorza-
ken.
▪ Ter voorkoming van mogelijke schade moet er een vuilfilter of sli-
bafscheider in het retourcircuit van de installatie gemonteerd wor-
den (SAS 1 of SAS 2).
▪ De vuilfilter moet op regelmatige intervallen worden gereinigd.
1.2.7
Werking
De binnenunit:
▪ pas gebruiken als de installatie en de aansluitwerkzaamheden zijn
voltooid.
▪ uitsluitend met volledig gevulde boiler (vulpeil controleren) en ver-
warmingcircuit gebruiken.
▪ met maximaal 3 bar installatiedruk gebruiken.
▪ uitsluitend met drukregelaar aan de externe watervoorziening
(toevoerleiding) aansluiten.
▪ uitsluitend met gemonteerde afdekkap gebruiken.
De voorgeschreven onderhoudsintervallen moeten aangehouden en
inspectiewerkzaamheden uitgevoerd worden.
1.3
Onderhoud, oplossing van
storingen en buiten bedrijf stellen
Werkzaamheden voor onderhoud, oplossen van storingen en buiten
bedrijf stellen mogen niet zonder kennis van de relevante veilig-
heidsvoorzieningen en in geval van afvalverwijdering van de natio-
nale richtlijnen worden uitgevoerd. Neem hiervoor de betreffende in-
formatie in het uitgebreide handleiding voor de installateur in acht.
Warmtepomp (binnenunit) met geïntegreerde boiler
Daikin Altherma ETS(X/H)(B)-D
008.1448499_00 – 06/2019 – NL