Inhoudsopgave
Advertenties
Aansluitingsvereisten (Externe beveiligingsinrichtingen)
De leveringsautoriteit moet worden geïnformeerd voordat de pomp wordt geïnstalleerd als deze
•
wordt aangesloten op het openbare net. Als de pomp op het openbare net is aangesloten, kan het
flikkeren van gloeilampen veroorzaken bij het starten.
De netspanning en frequentie moet overeenkomen met de specificaties op het typeplaatje.
•
De voedingsspanning en frequentie variatie moet binnen ±1% van de nominale spanning liggen.
Als de pomp op verschillende spanningen kan worden aangesloten, wordt de aangesloten spanning
aangegeven door een gele sticker dicht bij de kabelingang.
De pomp moet worden gevoed via een aardlekschakelaar (RCD) met een nominale aardlekstroom
•
van niet meer dan 30 mA.
De zekeringen en stroomonderbrekers moeten de juiste waarde hebben en de pomp overbelasting
•
(motorbeveiligingsschakelaar) moet aangesloten en ingesteld zijn op de nominale stroom volgens
het typeplaatje en indien beschikbaar de kabelkaart.
De aanloopstroom bij direct-on-line start kan zes maal groter zijn de nominale stroom. Wanneer
•
start-delta wordt gebruikt, wordt de stroom verminderd met de factor 0,58 (1/3), waarmee rekening
moet worden gehouden bij het instellen van de stroomonderbrekers.
De zekeringwaarde en de kabels moeten in overeenstemming zijn met de lokale regels en voorschriften.
•
Als een intermitterend bedrijf wordt voorgeschreven, moet de pomp worden voorzien van
•
bewakingsapparatuur die een dergelijk bedrijf ondersteunt.
OPMERKING
Het is mogelijk om de het waterpeil te regelen door vlotterschakelaars te combineren met een analoge druksensor.
Er kunnen twee extra veiligheidsvlotterschakelaars worden geïnstalleerd in het speciale besturingssysteem voor
alarm op hoog niveau en drooglopen.
•
De thermische contacten/thermistors moeten in gebruik zijn.
De kabels moeten in goede toestand zijn, geen scherpe bochten bezitten en niet worden geknepen.
•
Houd rekening met de spanningsval in lange kabels. De nominale spanning van de aandrijfeenheid
•
gemeten op het kabelaansluitpunt in de pomp.
Aarding
Alle elektrische apparatuur moet geaard (massa) worden. Dit geldt voor de pompapparatuur, de aandrijving
•
en eventuele bewakingsapparatuur. Test de aardingskabel (massa) om te verifiëren dat deze goed
is aangesloten.
Als de motorkabel per ongeluk wordt losgetrokken, moet de aardingsgeleider (massa) de laatste
•
geleider zijn die loskomt van de klem. Zorg ervoor dat de aardingsgeleider (massa) langer is dan de
fase aders. Dit geldt voor beide uiteinden van de motorkabel.
•
Risico van elektrische schok of brand. U moet een extra aardings- (massa-) foutbeveiligingsapparaat
aansluiten op de geaarde (massa) connectoren als personen waarschijnlijk in fysiek contact komen
met de pomp of verpompte vloeistoffen.
Aansluiten van de stroomkabels.
•
VOORZICHTIG
Lekkage in de elektrische onderdelen kan schade aan apparatuur of een doorgebrande zekering veroorzaken.
Houd het einde van de motorkabel boven het vloeistofniveau.
1. Controleer het typeplaatje voor de vereiste uitgang en spanning voor de pomp.
2. Sluit de stroomkabels, inclusief massa (aarde), aan op de terminal of starteenheid.
3. Het is belangrijk dat de pomp correct geaard is en voorzien is van een lekbeveiliging om te voorkomen dat
gebruikers ernstige verwondingen oplopen door elektrische schokken.
4. Draai de kabelinvoer stevig vast in de onderste positie.
ELEKTRISCH GEVAAR
NL
8
Advertenties
Inhoudsopgave
