Probleem
Akoestische en visuele
alarmen/ waarschuwingen
* Alleen weergegeven indien van toepassing op model en ingeschakeld via parameters.
Compressor start niet
De temperatuur is te laag
Mogelijke oorzaak
Alarm voor lage temperatuur.
>
Alarm voor hoge temperatuur.
>
Storing van luchtsonde T1.
>
Storing van verdampersonde T2.*
>
Alarm voor open lade(s).*
>
Geen spanning op contactdoos.
>
Elektrische geleider of bedrading
>
onderbroken.
Defect elektrische component:
>
thermostaat, relais, thermische
beveiliging etc.
Compressormotor heeft open of
>
kortgesloten wikkeling.
Compressor vastgelopen.
>
Contacten van temperatuurregeling
>
zijn open.
Onjuiste bedrading.
>
Kapotte zekering of geactiveerde
>
stroomonderbreker.
Stroomkabel uit contactdoos.
>
Instelwaarde controller te hoog.
>
Ladenblok in ontdooicyclus.
>
Instelwaarde controller te laag.
>
Controller schakelt condensor niet
>
uit.
Contacten van regelaar kunnen niet
>
meer open.
Defecte of onjuiste
>
temperatuurregeling.
Oplossing
Schakel akoestisch alarm uit en
>
onderzoek oorzaak.
Schakel akoestisch alarm uit en
>
onderzoek oorzaak.
Controleer en vervang de luchtsonde.
>
Controleer en vervang de
>
verdampersonde.
Druk op
om het alarm uit te
>
schakelen en sluit de lade(s). Als
het alarm blijft afgaan en alle lades
zijn gesloten, controleer en vervang
dan de ladeschakelaars. (Zie ook de
instructies voor de afstelling van de
lades op pagina 10.)
Controleer met voltmeter.
>
Controleer met ohmmeter op
>
continuïteit.
Vervang defect component.
>
Meet ohmse weerstand van hoofd-
>
en hulpwikkeling. Vergelijk met
correcte waarden.
Vervang compressor.
>
Repareer of vervang de contacten.
>
Controleer aansluitschema en
>
corrigeer.
Vervang zekering of reset
>
stroomonderbreker.
Doe stroomkabel in contactdoos.
>
Stel controller in op lagere
>
temperatuur (zie instructies op
pagina 8 en 9).
Wacht tot ontdooicyclus afgelopen is.
>
Stel in op hogere temperatuur en
>
controleer of compressor stopt
volgens werkbereik (zie instructies op
pagina 8 en 9).
Controleer isolatie van controller.
>
Vervang controller als probleem blijft
bestaan.
Vervang de regelaar. Controleer
>
stroomsterkte.
Bepaal juiste regeling en vervang.
>
4