Neem bij het kiezen van de montagelocatie voor de signaalontvanger de volgende punten in acht:
• Installeer de signaalontvanger met ingebouwde temperatuursensor in de buurt van de luchtinlaat in de
luchtstroom, zodat de ontvanger de temperatuur van de ruimte nauwkeurig kan meten. Monteer de
signaalontvanger, als de luchtinlaat zich in een andere ruimte bevindt of als de ontvanger niet in de buurt van de
luchtinlaat geïnstalleerd kan worden, 1,5m boven de vloer op een wand waar de luchtstroom overheen gaat.
• Monteer de ontvanger, om een nauwkeurig meting van de ruimtetemperatuur mogelijk te maken, op een
plaats die niet blootgesteld wordt aan tocht, direct zonlicht of de uitblaasluchtstroom van de airconditioner.
• Omdat in de ontvanger een lichtsensor is ingebouwd om signalen te kunnen ontvangen van de draadloze
afstandbediening, kan deze beter niet worden gemonteerd op een plaats die wordt afgedekt door een gordijn, enz.
Voorzorgsmaatregelen
Als de signaalontvanger niet geïnstalleerd wordt in de inlaatluchtstroom, zal het systeem de ruimtetemperatuur niet nauwkeurig kunnen meten.
Draadloze afstandbediening
• Schakel alle tl-verlichting in de ruimte in (als die aanwezig zijn) en zoek de plaats waar de signalen van de draadloze
afstandsbediening het best worden ontvangen (binnen een afstand van 4 meter).
Buitenunit
• Voor buitenmontage verwijzen we u naar de handleiding die wordt meegeleverd met de buitenunit.
VOORBEREIDINGEN VOOR DE INSTALLATIE
De positie van de unit ten opzichte van de posities van de ophangbouten.
• Maak de inspectieopening aan de kant van de besturingskast zodat onderhoud
en inspectie van de besturingskast en afvoerpomp gemakkelijk kan worden
uitgevoerd. Maak de inspectieopening ook in het onderste deel van het
apparaat.
Controleer of het bereik van de externe statische druk van het
apparaat niet te klein is voor de omstandigheden ter plaatse.
(Meer informatie over het instellen van de externe statische druk
vindt u in de technische documentatie.)
Maak de installatieopening. (Voorgemonteerde plafonds)
• Steek, zodra de installatieopening op de juiste plaats in het plafond
gemaakt is, de koelmiddelleidingen, de afvoerleidingen, de
besturingskabel en de bekabeling voor de afstandsbediening (niet nodig
als een draadloze afstandsbediening toegepast wordt) door de betreffende
doorvoeropeningen van het apparaat. Zie de paragrafen "BUIZEN VOOR
HET KOELMIDDEL", "AFVOERLEIDINGEN" en "BEKABELING".
• Maak, nadat de installatieopening gemaakt is, indien nodig de
randen ervan waterpas. Mogelijk moet het plafond verstevigd
worden om meetrillen te voorkomen. Raadpleeg de (documentatie
van de) fabrikant of leverancier van het plafond voor meer informatie.
Plaats de ophangbouten.
(Gebruik ophangbouten W3/8 of M10.)
Gebruik keilbouten voor een bestaand plafond en keilpluggen of
een solide ander ankerproduct (niet meegeleverd) voor een nieuw
plafond zodat het plafond het gewicht van het apparaat veilig kan
dragen. (Zie Afb.)
Nederlands
620
500
(Lengte: mm)
Hartafstand
ophangbouten
Luchtuitlaat
Luchtinlaat
Afvoerpomp
Besturingskast
450×450
(Afmeting van de
inspectieopening)
Type
A
25 · 35 model
700
50 model
900
60 model
1100
Binnenunit
Opmerking: Alle hierboven weergegeven materialen worden
niet meegeleverd.
Luchtuitlaatgrille:
Een houten of plastic grille wordt aanbevolen omdat,
afhankelijk van de luchtvochtigheidcondities,
condensvorming kan optreden.
Plafond
〈RUIMTE VOOR HET
UITVOEREN VAN
ONDERHOUD〉
620
Zie aanzicht
(Lengte: mm)
Inspectieluik
(Opening in plafond)
B
740
940
1140
Plafond
Ankerbout
Verbindingsmoer of draaibus
Ophangbout
3