Montage- en bedieningshandleiding
NL
Relaismodule voor
rookmelder Dual
2340 00
Gira
Giersiepen GmbH & Co KG
Elektrotechnische installatiesystemen
P.O. Box 1220
42461 Radevormwald
Tel
+49 (0) 2195 602 - 0
Fax
+49 (0) 2195 602 - 191
info@gira.de
www.gira.de
Algemene veiligheidsaanwijzingen
Inbouw en montage van elektrische
apparaten mogen uitsluitend worden
uitgevoerd door een elektrotechnicus.
Bij ondeskundige montage is ernstig letsel
mogelijk, bv. door een elektrische schok,
brand of materiële schade.
Ontwerp en montage uitsluitend
i
door een gekwalificeerde vakman
Conform EN 14676 mogen ontwerp, mon-
tage en onderhoud van de rookmelder uit-
sluitend worden uitgevoerd door een
gekwalificeerde vakman.
Gira biedt hiervoor de online-cursus "Erkend
vakman voor rookmelders conform
EN 14676" aan, met certificaat.
Meer informatie daarover vindt u onder
"akademie.gira.de".
Lees deze handleiding volledig door en
neem deze in acht.
Deze handleiding maakt deel uit van het
product en moet aan de eindgebruiker
worden overhandigd.
Productkenmerken
Met de relaismodule voor rookmelder Dual
kan een externe alarmgever (bv. een hoorn
of een waarschuwingslicht) op de Gira
rookmelder Dual Q worden aangesloten.
De relaismodule is achterwaarts compatibel
en kan daardoor ook worden gebruikt voor
de rookmelder Dual/VdS.
Alarm- en storingsmeldingen kunnen nog
steeds naar bv. een TeleCoppler resp. een
alarmcentrale worden doorgeschakeld of
via een drukcontactinterface over de KNX-
bus worden doorgegeven.
De relaismodule is voorzien van twee relais
(alarmrelais en storingsrelais), die bij
verschillende toestanden schakelen.
i
Rookmelder Dual Q
Informatie over de functies van de
rookmelder Dual Q (bv. montage, signalen,
functietest, enz.) vindt u in de montage- en
bedieningshandleiding van de rookmelder
Dual Q.
Apparaatbeschrijving
3
2
1
Alarmrelais
2
Relaismodule
3
Storingsrelais
Werking van het alarmrelais
Het alarmrelais geeft rook- of
temperatuuralarmen door aan het
aangesloten apparaat. Het alarmrelais
wordt aangesproken zodra een van de
vermelde alarmen door de rookmelder
wordt geactiveerd.
Gedrag bij draadgebonden koppeling van de
rookmelder
Bij draadgebonden koppeling van de
rookmelder wordt via het alarmrelais het
alarmsignaal van alle aangesloten
rookmelders doorgeschakeld.
Klemmenconfiguratie
De potentiaalvrije klemmen van het
alarmrelais hebben de volgende functie:
11: Middencontact
12: Rustcontact
14: Werkcontact
Schakeltoestand in normaal bedrijf
12
11
14
Schakeltoestand bij alarmmelding
12
11
14
Werking van het storingsrelais
Het storingsrelais geeft de meldingen
"storing/vervuiling" en "batterij bijna leeg"
door aan het aangesloten apparaat. Het
storingsrelais wordt aangesproken zodra
een van de vermelde alarmen door de
rookmelder wordt geactiveerd.
Gedrag bij draadgebonden koppeling van
rookmelders
Bij draadgebonden koppeling wordt via het
storingsrelais uitsluitend de storing
doorgeschakeld van de rookmelder waarin
de relaismodule is gemonteerd. Wanneer
alle rookmelders op deze storingen moeten
worden bewaakt, moeten deze allemaal
worden voorzien van een relaismodule.
Klemmenconfiguratie
De potentiaalvrije klemmen van het
storingsrelais hebben de volgende functie:
21: Middencontact
22: Rustcontact
24: Werkcontact
1
Schakeltoestand in normaal bedrijf
Schakeltoestand bij storingsmelding
Module monteren
i
De isolatie van de aansluitleiding moet uit
veiligheidsoogpunt tot aan de klemmen
van de relaismodule worden geleid.
1. Schakel de netspanning uit.
2. Strip de aansluitleiding van de
relaismodule. Zorg voor voldoende
lengte van de aansluitleiding (ca. 10 cm)
zodat de relaismodule eenvoudiger kan
worden gemonteerd en gedemonteerd.
3. Sluit de aansluitleiding (J-Y(ST)Y 2x2x0,6
of YR 4x0,8) aan op de klemmen van de
relaismodule.
4. Druk de module met de connector-
pennen in de module-interface (1) van
de rookmelder tot de module vast klikt.
1
5. Zet de rookmelder vast op de
montageplaat of de voet 230 V.
6. Schakel de netspanning weer in.
7. Voer een functietest uit.
i
Bij aansluiting van een inductieve belasting
moet een vrijloopdiode in de schakelkring
worden opgenomen.
22
21
24
22
21
24
Bij gebruik met de voet 230 V
Aansluiting van inductieve
belastingen