Reiniging met reinigingsmiddel
Let op
Gebruik voor de reiniging met reinigingsmiddel alleen
het reinigingsvloermondstuk of het
reinigingshandmondstuk.
De overige mondstukken hebben geen aansluiting voor
de reinigingsmiddelslang.
Let op
Zorg dat een voldoende hoeveelheid reinigingsmiddel
in het reinigingsmiddelreservoir aanwezig is.
Let op
Verwijder de stofzak vóór het reinigen met
reinigingsmiddel.
Let op
Verwijder grote stofdeeltjes vóór de reiniging met
reinigingsmiddel, zodat de mondstukken niet verstopt
raken.
ü De slang (1) is aangesloten op de zuigopening (6), de
reinigingsmiddelslang (2) op de opname (22).
1. Het gewenste mondstuk monteren, zoals in hoofdstuk
Mondstukken wisselen is beschreven.
2. Schakel het apparaat naar stand II.
3. Bij de start de spraytoets bij de slanggreep (11) ingedrukt
houden, tot reinigingsmiddel uit het mondstuk komt.
ð Het apparaat is gereed voor de reiniging met
reinigingsmiddel.
NL
4. Het mondstuk langzaam en gelijkmatig over het te reinigen
oppervlak bewegen. Kort op de spraytoets op de
slanggreep (11) drukken, voor een individuele stoot
reinigingsmiddel. De spraytoets op de slanggreep (11)
langer ingedrukt houden, voor een doorlopende stroom
reinigingsmiddel.
ð Het reinigingsmiddel en losgekomen vuildeeltjes worden
via het mondstuk in het reservoir (14) gezogen.
Zuigen
Let op
Gebruik de stofzak alleen bij het opzuigen van droog
vuil! Bij contact met vloeistof wordt de stofzak
beschadigd.
ü De slang (1) is aangesloten op de aanzuigopening (6).
1. Het gewenste mondstuk monteren, zoals in hoofdstuk
Mondstukken wisselen is beschreven.
2. Schakel het apparaat naar stand I.
3. Het mondstuk langzaam en gelijkmatig over het te reinigen
oppervlak bewegen.
ð Lucht en vuildeeltjes wordt opgezogen via het mondstuk.
Lucht uitblazen
ü De slang (1) is aangesloten op de uitblaasopening (6).
1. Indien nodig het gewenste mondstuk monteren, zoals in
hoofdstuk Mondstukken wisselen is beschreven.
2. Schakel het apparaat naar stand I.
ð Lucht stroomt uit het mondstuk.
Luchtstroom regelen
U kunt de luchtstroom voor het aanzuigen of uitblazen van de
lucht regelen.
11
1. De luchtstroomregelaar (29) op de slanggreep omlaag
schuiven voor het verminderen van de luchtstroom.
2. De luchtstroomregelaar (29) op de slanggreep naar boven
schuiven voor het versterken van de luchtstroom.
Nat- en droogstofzuiger VC 1200W
29
13