4. SERVICE
ALLE ONDERHOUDS- EN REPARATIE-WERKZAAMHEDEN MOGEN
ALLEEN DOOR GEKWALIFICEERDE PERSONEN WORDEN
UITGEVOERD.
4.1 DE LASINVERTER ONDERHOUDEN
Controleer of de schakelaar (12) op "Aan" staat en of de
voedingskabel van het lichtnet losgekoppeld is als u onderhoud in
het apparaat moet uitvoeren.
Reinig tevens regelmatig de binnenkant van het
apparaat en verwijder de opgehoopte metaalstof
met behulp van perslucht.
4.3 PROBLEEMOPLOSSING EN SERVICEVERLENING
Klacht
De aan/uit-lamp brandt niet, de
ventilator draait niet, er is geen
lasstroom.
De ventilator is ingeschakeld,
er is sprake van een instabiele
lasstroomregeling, de stroomwaarde
varieert tussen hoog en laag.
De aan/uit-lamp brandt, de
ventilator draait normaal, er is
echter geen lasstroom.
Hete lasklem.
Bij het lassen treden er grote
vonken op
4.2 HANDELINGEN DIE U NA EEN REPARATIE MOET
VERRICHTEN
Controleer na een reparatie of de bekabeling correct
aangebracht is en of er sprake is van voldoende isolatie
tussen de primaire en secundaire zijde van de machine. Zorg
ervoor dat de draden niet in aanraking kunnen komen met
de onderdelen in beweging of de onderdelen die tijdens de
functionering verhit raken. Hermonteer alle klemringen op
de oorspronkelijke wijze om een verbinding tussen de
primaire en secundaire te voorkomen als een draad breekt
of losschiet. Hermonteer tevens de schroeven met de
tandringen op de oorspronkelijke wijze.
Oplossing
1. Controleer of de aan/uit-schakelaar is ingeschakeld.
2. Ga na of de netkabel goed op het net is aangesloten.
1. De stroomvoorziening is beschadigd, deze dient te worden vervangen.
2. Controleer de aansluitingen, zoals die van de laskabels, op slechte
verbindingen.
1. Controleer alle aansluitingen in de machine op goed contact.
2. Controleer of een aansluiting van het lascircuit slecht is.
3. Controleer of de alarmlamp brandt.
(1) Een beveiliging is geactiveerd vanwege oververhitting, in welk geval de
spanning kan worden behouden, zodat de ventilator het apparaat kan
afkoelen tot een acceptabele temperatuur. Als de alarmlamp dan dooft,
kan weer met lassen worden doorgegaan.
(2) Controleer of de thermische beveiliging is beschadigd en vervang deze
indien nodig.
De lasklem is te klein voor de gebruikte stroom,
vervang deze door een grotere.
De polariteit van de lasaansluitingen is verkeerd, draai deze om.