1.
Kettingspanschroef (2/1) naar links tot de aanslag
draaien. De spanhaak (2/2) bevindt zich nu aan het
einde van de aanslag, in de richting van het
kettingtandwiel.
1.
Geleiderail op beide geleidebouten (3/1) zetten en
zo ver in de richting van het kettingtandwiel
schuiven tot de spanhaak (2/2) in het gat (3/2) van
de geleiderail past.
3.2
Montage zaagketting
Voor alle werkzaamheden aan de geleiderail en
de zaagketting:
−
motor uitschakelen
−
bougiestekker uittrekken
−
veiligheidshandschoenen dragen.
Looprichting van de zaagketting in acht nemen.
De snijkanten van de zaagtanden op de
bovenkant van de geleiderail wijzen naar voren
naar het railuiteinde.
NL 4
1.
Zaagketting op het kettingtandwiel (5/1) (achter de
koppeling (5/3)) en in de gleuf van de geleiderail
leggen.
2.
Zaagketting rond het stuurspoor van de geleiderail
leiden en de zaagketting daarbij lichtjes in de
pijlrichting trekken.
3.
Zaagketting boven de kettingvanger (5/2) leiden. De
zaagketting hangt aan de onderkant van de
geleiderail een beetje door.
4.
Kettingspanschroef (2/1) een beetje aandraaien
(naar rechts draaien), tot de zaagketting tegen de
onderkant van de geleiderail ligt.
Bij het aanspannen van de kettingspanschroef
erop letten dat de spanhaak (2/2) niet uit het
boorgat van de geleiderail glijdt.
5.
Geluiddemperafdekking monteren. Schroeven (1/3)
en moeren (1/2) handvast aandraaien.
3.3
Zaagketting aanspannen
1.
De zaagketting ter controle met de hand een beetje
doortrekken zodat ze juist op het kettingtandwiel en
in de geleiderail ligt.
2.
Geleiderail
aan
kettingspanschroef naar rechts draaien tot de
zaagketting tegen de onderkant van de rail ligt.
3.
Bevestigingsmoeren (1/2) vast aanspannen.
De zaagketting is juist aangespannen als ze in het
midden van de geleiderail ongeveer 3 – 4 mm opgetild en
met de hand licht doorgetrokken kan worden.
3.4
Controle van de kettingspanning
Kettingspanning vaak controleren aangezien nieuwe
zaagkettingen langer worden.
In koude toestand moet de zaagketting tegen de
onderkant van de geleiderail liggen, maar ze moet met
de hand doorgetrokken kunnen worden.
Bij bedrijfstemperatuur wordt de zaagketting langer en
hangt ze door.
De aandrijfschakels van de zaagketting mogen
niet uit de gleuf aan de onderkant van de
geleiderail komen – de zaagketting zou kunnen
losspringen. Zaagketting naspannen.
Geleiderail: Ter voorkoming van een éénzijdige slijtage
van de geleiderail moet deze bij elke kettingvervanging
gedraaid worden.
het
stuurspoor
optillen
en