6. Zorg ervoor dat de gebruiker zo rechtop mogelijk zit. Indien de toestand van de gebruiker dit
niet toelaat, voer dan een risicoanalyse uit om de veiligheid van de gebruiker tijdens het
transport te beoordelen.
7. Zet de besturing uit en zorg ervoor dat de vrijloophendel in rempositie staat, zie §3.4.
8. De locatie van ieder bevestigingspunt op de rolstoel wordt met het volgende
symbool aangeduid:
9. Ga na of het uiteinde van de bevestiging compatibel is met de bevestigingspunten op de
rolstoel.
10. Maak de voorste veiligheidsgordels vast op de aangegeven plaats volgens de instructies van
het riem-systeem van de fabrikant (figuur 1).
11. Draai de vrijloophendel in vrijlooppositie en rol de rolstoel achterwaarts om de voorste riemen
strak te trekken, zie §3.4.
12. Maak de achterste veiligheidsgordels vast op de aangegeven plaats volgens de instructies
van het riem-systeem van de fabrikant (figuur 1).
13. Draai de vrijloophendel terug in rempositie, zie §3.4.
De gebruiker beveiligen
1. Bevestig de bekkengordel van de rolstoel.
2. Bevestig het veiligheidssysteem voor inzittenden in het
voertuig volgens de instructies van het beveiligings-
systeem.
Draag de bekkengordel laag over de voorkant van de
bekken, zodat de hoek van de bekkengordel binnen
de gewenste zone van 30° tot 75° met de horizontale
is, zoals hieronder aangegeven. Een steilere (grotere)
hoek binnen de gewenste zone is wenselijk.
3. Trek de riem strak aan volgens de instructies van het riemsysteem en in overeenstemming
met het comfort van de gebruiker.
Figuur 2
Hoek van de bekkengordel
Figuur 1
7
Forest 3
2022-05
Voor gebruik
NL