3.
INSTALLATIE EN AANSLUITING
3.1
Locatie
De Phoenix Combi dient in een droge, goed geventileerde ruimte te worden
geïnstalleerd.
LET OP!
Een te hoge omgevingstemperatuur heeft de volgende consequenties:
lager rendement, kortere levensduur of geheel afschakelen van de Phoenix
Combi.
Zie voor meer informatie hoofdstuk 6 ("Technische specificaties").
De behuizing van de Phoenix Combi is geschikt voor vloer- en wandmontage.
Ten behoeve van de montage zijn aan de onder- en achterzijde van de behuizing
gaten aangebracht. Voor de betreffende afmetingen verwijzen wij u naar
hoofdstuk 7 ("Tekeningen").
De Phoenix Combi heeft een ingebouwde ventilator. Er bestaan geen
beperkingen ten aanzien van de positie waarin de combi wordt gemonteerd.
Desalniettemin verdient het aanbeveling het apparaat verticaal te monteren. In
deze positie is de koeling namelijk optimaal. Let op dat de binnenzijde van de
combi ook na installatie goed bereikbaar blijft.
De afstand tussen de Phoenix Combi en de accu dient zo kort mogelijk te
worden gehouden om het spanningsverlies over de kabels tot een minimum te
beperken.
3.2
Eisen t.a.v. de installatie
Maak voor de installatie van de Phoenix Combi gebruik van de hulpmiddelen
zoals genoemd in paragraaf 3.2.1.
3.2.1
Benodigdheden
•
Twee accukabels (maximum lengte 6 meter) inclusief accuklemmen, zie
voor de diameter de tabel bij 3.2.2.
•
Een pijpsleutel (13 mm of M8) voor het vastdraaien van de aansluitbouten.
•
Een pijpsleutel (8 mm of M5) voor het aansluiten van de zekering.
•
Een schroevendraaier (nr. 2) voor het aansluiten van de 230 Vac kabels.
60
Gebruiksaanwijzing