5
Onderhoud installatie
5.1
CONTROLE TIJDENS BEDRIJF
A:
Oliedruk minimaal 0,3 bar, normaal 1 tot 3 bar(o). Bij lage buitentemperatuur kan
het enige seconden duren voordat de oliedruk zichtbaar is.
B:
Luchtfilterindicator controleren.
Indien deze op rood staat, is het lucht aanzuigfilter vervuild. Gevaar voor
oververhitting en/of schade.
C:
De veiligheidsklep moet bij maximale luchtdruk openen.
Deze klep mag NIET als afblaasklep gebruikt w orden.
Klep op bulktank moet eerder afblazen dan klep op de compressor, om
oververhitting in de omkasting te voorkomen (afblaasdruk 2,5 bar).
D:
Let op eventuele bijgeluiden of bijzonderheden in de omgeving van de installatie.
E:
Ventilator moeten draaien op een ingeschakelde PTO.
Controleer de ventilator op w erking
Deze controle mag alleen worden uitgevoerd door vakbekwame monteurs. Het is erg
belangrijk om de veiligheid in acht te nemen, daar men voor deze controles de omkasting
moet verwijderen en draaiende delen bereikbaar worden.
F:
Indien externe oliekoeler: controleer of het controlelampje brand (groene LED op
schakelkast). De zekering bevindt zich in de schakelkast.
Gebruiks-en bedieningshandleiding GHH
CS750 direct aangedreven
- pagina 9 van 13 –
(for-030/031013)