Bedieningshandleiding
Veiligheidsvergrendeling
5. Werkprincipes en Codering
5.1 Werkingsprincipe van de veiligheidsuitgangen:
Bij de veiligheidsvergrendeling AZM400 worden de veiligheidsuitgangen
onmiddellijk uitgeschakeld door het ontgrendelsignaal. De ontgrendelde
veiligheidsvergrendeling kan opnieuw vergrendeld worden zolang de
bediensleutel aanwezig is. De veiligheidsuitgangen worden in dat geval
opnieuw ingeschakeld.
Als de veiligheidsuitgangen reeds ingeschakeld zijn, leiden fouten die
de veilige werking van de veiligheidsvergrendeling niet onmiddellijk
in gevaar brengen (bijvoorbeeld te hoge omgevingstemperatuur,
externe potentiaal aan de veiligheidsuitgang, dwarssluiting) tot een
waarschuwing, het uitschakelen van de diagnose-uitgang OUT
van de variant ST of OUT2 van de variant ST2 en de vertraagde
uitschakeling van de veiligheidsuitgangen. De veiligheidsuitgangen
schakelen uit als de foutwaarschuwing 30 minuten actief is. Deze
signaalcombinatie, "diagnose-uitgang OUT" van de ST-variant of
OUT2 van de ST2-variant uitgeschakeld en veiligheidsuitgangen nog
altijd ingeschakeld", kan gebruikt worden om de machine op een
gecontroleerde manier te stoppen. Na het elimineren van de fout wordt
de foutmelding gereset door het openen en opnieuw sluiten van de
bijbehorende veiligheidsdeur of door het uit- en terug inschakelen van
de bedrijfsspanning.
5.2 Bediensleutel aanleren / bediensleuteldetectie
Veiligheidsvergrendelingen met standaardcodering zijn bij levering klaar
voor gebruik.
Individueel gecodeerde veiligheidsvergrendelingen en bediensleutels
worden volgens de onderstaande procedures aan elkaar aangeleerd:
1. Veiligheidsvergrendeling uitschakelen en opnieuw onder spanning
zetten.
2. Bediensleutel in het detectiebereik brengen. De leerprocedure wordt
aan de veiligheidsvergrendeling gesignaleerd, de groene LED is
uitgeschakeld, de rode LED brandt, de gele LED knippert (1 Hz).
3. Na 10 seconden geven korte knipperimpulsen (5 Hz) aan dat de
bedrijfsspanning van de veiligheidsschakelaar uitgeschakeld moet
worden. (Wordt de spanning niet binnen 5 minuten uitgeschakeld,
dan breekt de veiligheidsvergrendeling de leerprocedure af en
knippert hij 5 maal rood om een foutieve bediensleutel te signaleren).
4. Zodra de bedrijfsspanning opnieuw ingeschakeld wordt, moet
de bediensleutel opnieuw gedetecteerd worden om de geleerde
bediensleutelcode te activeren. De geactiveerde code wordt op die
manier definitief opgeslagen.
Bij besteloptie -I1 is de uitgevoerde toewijzing van
veiligheidsvergrendeling en bediensleutel onomkeerbaar.
Bij besteloptie -I2 kan de procedure voor het aanleren van een nieuwe
bediensleutel onbegrensd herhaald worden. Bij het aanleren van een
nieuwe bediensleutel wordt de op dat ogenblik actieve code ongeldig.
Daarnaast garandeert een vrijgaveblokkering van 10 minuten een
verhoogde beveiliging tegen manipulatie. De groene LED knippert
tot de tijd van de vrijgaveblokkering verstreken is en de nieuwe
bediensleutel gedetecteerd is. In geval van een spanningsonderbreking
tijdens het verstrijken van de tijd, begint de manipulatiebeveiligingstijd
van 10 minuten vanaf nul opnieuw te lopen.
Neem organisatorische maatregelen tegen mogelijke
manipulatie met andere bediensleutels, als een variant met
standaardcodering gebruikt wordt.
8
6. Diagnosefuncties
6.1 Diagnose-LED's
Via een driekleurige LED worden status maar ook storingen van de
veiligheidsvergrendeling weergegeven.
groen (Power): Voedingsspanning aanwezig
geel (status)
Bedrijfstoestand
rood (Fault)
Fout (zie tabel 2: impulscodes rode diagnose-LED)
Plaatsing van de LED`s
De kortsluitvaste diagnose-uitgang OUT of OUT1 en OUT2 van de
variant ST2 kan voor centrale visualisatie- of besturingstaken gebruikt
worden, bijvoorbeeld in een PLC. Hij geeft de schakeltoestand weer
zoals getoond in de tabel 1.
De diagnose-uitgangen OUT of OUT1 en OUT2 zijn geen
veiligheidsrelevante uitgangen!
Fout
Storingen, waardoor de veilige werking van de veiligheidsvergrendeling
niet langer gewaarborgd is (interne storingen), leiden tot de onmiddellijke
uitschakeling van de veiligheidsuitgangen. Een storing, die de veilige
werking van de veiligheidsvergrendeling niet onmiddellijk in gevaar
brengt (te hoge omgevingstemperatuur, veiligheidsuitgang aan vreemde
potentiaal, dwarssluiting), leidt tot een vertraagde uitschakeling
(zie tabel 2). Na het opheffen van de storing wordt de foutmelding
gereset door de bijbehorende veiligheidsdeur te openen. Fouten
aan de besturingsingangen leiden niet tot een uitschakeling van de
veiligheidsuitgangen.
Foutwaarschuwing
Er heeft zich een storing voorgedaan, waardoor de veiligheidsuitgangen
na 30 minuten uitgeschakeld worden (LED "Fault" knippert, zie tabel
2). De veiligheidsuitgangen blijven in eerste instantie ingeschakeld
(max. 30 min). Hierdoor kan het proces op een gecontroleerde manier
stopgezet worden. Een foutwaarschuwing wordt verwijderd als de fout-
oorzaak opgeheven wordt.
NL
AZM400