Voor een goede werking dient de thermostaat op ca.
1,5 meter boven de vloer gemonteerd te worden, ver
wijderd van warmtebronnen zoals verlichting en
rechtstreeks zonlicht en niet nabij te openen deuren
en ramen.
Aansluiten Bus communicatiekabel
Voor de verbinding tussen de thermostaat en de UMR
dient een signaalkabel te worden aangebracht. De
kabel wordt in de thermostaat aangesloten onder de
aansluitklemmen A en B. In de UMR wordt de
signaalkabel, samen met alle andere Bus
thermostaten, op de busingang aangesloten.
Aansluiten externe sensor (optioneel)
Op de thermostaat kan optioneel een externe sensor
(art.nr D9384) worden aangesloten, bijvoorbeeld voor
het meten en regelen van de vloertemperatuur. De
sensor wordt geleverd met een aansluitkabel van 3
meter. Met signaalkabel kan tot een maximale lengte
van 30 meter worden opgelengd. De externe sensor
wordt in de thermostaat aangesloten onder de
aansluitklemmen 1 en 2.
Vergrendelen thermostaat (optioneel)
Om ongewenste bediening van de thermostaat te
voorkomen, bijvoorbeeld bij plaatsing ervan in
openbare ruimtes, kan de thermostaat na instellen
vergrendeld worden. Voor de toetsenvergrendeling
moeten de aansluitklemmen 1 en 2 met een
draadbrug worden kortgesloten. De vergrendeling
treedt pas in werking na het instellen van parameter
P04 (zie pagina 11).
Het toepassen van een externe sensor is bij deze
optie niet mogelijk.
Bevestigen van de thermostaat op de
grondplaat
Plaats de thermostaat op de grondplaat en controleer
of deze correct in de meerpolige connector zit.
Schroef vervolgens de thermostaat vast op de
grondplaat.
8