ID-stand
ID-stand
Terwijl in de koppelen-stand koppelen wordt gebruikt om verbindin-
gen tussen eenheden tot stand te brengen voordat de opname begint
0
(
9), worden in de ID-stand eenheden automatisch met andere een-
heden met dezelfde naam verbonden. Merk op dat de ID-stand alleen
beschikbaar is voor WR-1-eenheden; koppelen moet worden gebruikt
om verbinding te maken met WR-R10/WR-T10 draadloze afstandsbe-
dieningen.
1
Selecteer ID-stand.
Druk op de MENU-knop om de menu's weer te
geven. Markeer LINK MODE (LINKMODUS) en
2
druk op
, markeer vervolgens ID en druk op
z om de ID-stand te selecteren.
2
Kies een naam.
Markeer ID-NAME (ID-NAAM) en druk op
het rechts getoonde tekstinvoervenster weer
te geven. Voer een naam van maximaal acht te-
kens in met behulp van
plaatsen en op
om het type teken te kiezen, gebruikt u de groepknoppen (druk op
A voor de letters A–Z, B voor de nummers 0–9 en C voor symbolen).
Druk op z om verder te gaan zodra het invoeren is voltooid.
3
Kies een eenheid-ID.
De eenheid-ID (bodynummer) wordt gebruikt
om onderscheid te maken tussen ontvangers
met dezelfde naam: elke eenheid met dezelfde
naam moet over een unieke eenheid-ID be-
schikken. Markeer BODY NO. (BODYNR.) en
2
druk op
om het rechts getoonde venster weer te geven. Kies een
eenheid-ID tussen 01 en 20 en druk op z.
4
Confi gureer de overgebleven eenheden.
Herhaal stap 1–3 om de overgebleven eenheden te confi gureren,
waarbij voor elke eenheid de naam geselecteerd in stap 2 en een
unieke eenheid-ID wordt gebruikt.
4
2
of
1
3
of
om tekens in te voeren;
2
om
om de cursor te
23