Deel 2 - Configuratie
WAN
Definieer het IP-adrestype als Handmatig of DHCP.
Handmatig
Stel Soort in op Handmatig.
Met Handmatig kunt u gekoppelde instellingen
handmatig configureren. Configureer handmatig
instellingen voor IP-adres, Gateway en
Subnetmasker met de pijlknoppen van het virtuele
toetsenbord.
● DNS-server: geef het IP-adres van de DNS-server op.
● Externe poort: de poort die door het externe
programma wordt gebruikt om verbinding te maken
met de NVR. Kies een waarde tussen 1024 en 65535.
● Extern terugbellen: stel het poortnummer in dat
moet worden gebruikt voor extern terugbellen.
66
● Ping test: selecteer dit om de huidige WAN-
instellingen te testen die u hebt ingesteld.
1
Voer het IP-adres van de NVR in.
2
Pas de frequentie van de pingtest aan.
3
Selecteer Uitvoeren om de test uit te voeren. Het
testresultaat wordt weergegeven.
4
Selecteer Sluiten om af te sluiten.
• Als u een firewall gebruikt, selecteert u Poort
wijzigen om het poortnummer te wijzigen in een
nummer dat wordt toegestaan door de firewall.
• Als u de poort tijdelijk wijzigt, wordt de externe
verbinding met de NVR verbroken.
IP- en poortinstellingen voor extern punt op het
externe programma moeten ook worden gewijzigd
om verbinding te kunnen maken met de NVR.
● Als u de functie UPnP (Universal Plug and Play) wilt
gebruiken, selecteert u UPnP gebruiken. Als u een
IP-router (of NAT) gebruikt, kan het apparaat via de
UPnP-service automatisch de poort doorsturen naar
de NVR.
• Deze poort wordt gebruikt voor toegang tot een
poort met een privé-IP-adres.
• Als u de UPnP-service wilt gebruiken, moet de
IP-router (of NAT) het doorsturen van UPnP-poort
ondersteunen en moeten de relevante opties zijn
ingeschakeld.
• Poortnummer kan niet worden gewijzigd als UPnP
gebruiken is geselecteerd.
● Status: geeft het nummer van de poort aan die door
de IP-router (of NAT) naar de NVR is doorgestuurd via
UPnP-service.